92 resultaten
1475-07-22 |
Arch Abdij Egmond Inv no 415
Jaartallenindex
Jan van der Burch en Dirc Allardsz oorkonden dat de abt van Egmond van het Hof van Holland een mandament had verkregen waarbij bevolen werd dat allen die Vroonland hadden te Limmen dit zouden aanbrengen. De landen ten aanzien waarvan dit niet geschied was zouden terugkomen aan de abdij. Jan bericht uit zijn eigen naam en Dirc uit naam van zijn vrouw Margriet van der Burch, dat zij enige Vroonlanden te Limmen bezeten hebben die zij niet op de voorgeschreven wijze aangebracht hebben, nl eerst een ½ gars belend noord: Claes Meijencamp, west: Katryn Dirc Willemsz lant, oost: Claes Jansz te Heylo, zuid: Monickenbosken. Item noch ½ gers liggende voor Lamoer, belend west: Joor Gerbrandsz, zuid en noord: Lyzabeth Willem Martsz landt, ende oost: aen die gemeyne sloet. Item twee zester land gelegen N.Z. aen die laen beleyndende aen die Z.Z. aen Symon Pietersz lande ende noord: an Copman Claes, oost en west: Jan Ysbrantsz lande. Item noch een camptgen bij den Zanddyck, noord: myn heer des abts land van Egmond, west en zuid: an Hollaen, oost: an Claes Keyzer Jans landt. Item noch 1½ gers in die Gheeren, belend zuid: Jonc Jacobs landt, west: Claes Aerntsz, noord: Geryt Claesz, oost: Naentgen Wouters landen. Zij erkennen nu dat tengevolge van hun nalatigheid deze landen aan de abdij vervallen zijn. Hier waren bij, over en aan heer Claes van Hoochtwoude, prior, ende Otdzier van Cralingen, vroenmeijster des voirs. godshuis, en Rembrant Michielsz, des abts meyer. Daar zij zelf geen zegels hebben, verzoeken zij here Jacob, pastoor van Limmen, voor hen te zegelen (een staande vogel)
1564-05-13 |
A.R.A. Inv Arch Mackay van Ophemert regest 84
Jaartallenindex
vrienden en verwanten van Hugho van Giessen, vader en voogd van Joest van Giessen, Gijsbert, Josina en Theodora van Giessen, kinderen van wijlen Joachim van Giessen en Mary van Brakel enerzijds, vrienden en verwanten van Adriaen de Cock van Delwijnen en zijn zoon Joachim de Cock van Delwynen en Mary van Brakel anderzijds, maken een scheiding van de goederen door Joachim van Giessen en Mary van Brakel nagelaten en door Adriaen de Cock van Delwynen aangebracht en verkregen. Waarbij aan Joost, Gysbert, Josina en Theodora van Giessen wordt toebedeeld een aantal landerijen onder Giessen, Honswijck en Weerthuysen en elders in het land van Altena, enige landerijen, erf- en lostynsen onder Rumdt, enige landerijen en tijnsen onder Brakel en de hoofdsom van een lostyns onder Boemel. Aan Adriaen de Cock van Delwijnen, huis, landerijen en een tijns in het land van Altena en onder Worichem, enige lostynsen onder Rumdt en landerijen onder Delwynen. Aan Joachim de Cock van Delwijnen landerijen en een huis in het land van Altena, en 332 gld 10 st hem door zijn vader uit te betalen. Van deze scheiding blijft uitgezonderd de Leechgelandtse tiend te Brakel, die ingevolge de huweljkse voorwaarden aan Adriaen in vruchtgebruik en aan Joachim in eigendom toekomt, echter met dien verstande dat Joachim en Adriaen aan Josina en Theodora 700 gld uit deze tiend zullen uitkeren, terwijl de erfpacht rustend op de Hogelandsche tiende, voor rekening van Joost van Giessen komt, evenwel Adriaen en Joachim de Cock zullen bijdragen in de aflossing van een gedeelte van deze tiend, dat aan het huis van Brakel in pand is gegeven
vrienden en verwanten van Hugho van Giessen: Johan van Riebeeck de oude, Johan van Riebeeck de jonge, Frederick van Hemert heer van Wadenoijen, Thomas van Scherpenzeel, Fredrick van Doirn en Frans Caell; Otto Pieck heer van Thienhoven, Johan Pieck, Willem de Cock van Delwijnen en Aerndt de Bije als vrienden en verwanten van Adriaen de Cock van Delwijnen en zijn zoon Joachim, met hun zegels
Zael | 1486-06
Inbrengregister Weeskamer Amsterdam II fol 1
Achternamenindex
goederen van Jan Willem Zaelen 3 kinderen, aangebracht door Goedevaert Thaemsz: 1) vrij huis en erve in de Warmoessraat, waar hun vader Jan Willem in stierf, belend noord: Ysbrant in die Baerts en zuid: Gheryt Zybrantsz, dit huis is verkocht voor 1030 R gld; 2) 37 R gld en 16 st op Gheryt Willemsz van Alcmaer, waarvan hij de helft afgelost heeft, gelden ontvangen op 1491-09-13 door Harman Jansz zelf; 1493-06: is Dirck Smit is ook betaald 3) 600 R gld op renten staande onder Godevaert Thaemsz afgelost; 4) schepenbrief van 36 gld en een van 15 gld 14st; 5) een koeltuyn gelegen buiten de St Anthoniepoort in het Molenpad naast de tuin van Albert Kanter. Godevaert Thaemsz zal de kinderen in kost houden, elk om 16 gld per jaar
kinderen: Elysabeth, 10 jaar, Vardov, 7 jaar, Willem 2 jaar (Kersmis 1481)
1554 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 500
Jaartallenindex
Willem Thonisz voor zijn vrouw Maritgen, dochter van Gommaer Florisz en diens andere kinderen en erfgenamen; Anna Fransdochter weduwe van Gommaer Florisz en haar zuster Margriete Fransdochter, gevoegden, contra Lucie Cornelisdochter, weduwe van Hubrecht Henricsz, van Delft. Lucie Cornelisdochter had Gommaer Florisz, die optrad voor zijn vrouw Anna en haar zuster Margriete voor het gerecht van Delft gedaagd in een geschil over de nalatenschap van Jan Aelbrechtsz, oom van Anna en Margaretha. Lucie Cornelisdochter was de dochter van Maritgen, vrouw van Jan Aelbrechtsz. Schepenen van Delft beslisten dat Gommaer rekenschap over het beheer van de nalatenschap moest afleggen. Dit vonnis werd echter door het Hof van Holland op 1554-06-06 vernietigd, waarna eisers in appel gingen bij de Grote Raad. Bij request civile vroegen zij enkele bekentenissen o.a. gedaan bij de scheiding en deling en de afgifte van de inventaris te mogen intrekken. Verder vroegen zij dat het accepteren van een legaat hun niet zou worden aangerekend, evenmin als het feit dat zij de erfenis niet tijdig hadden aanvaard. Zij vroegen verder toestemming om hun eis te mogen veranderen. Zij vorderden nu 400£ Holl, welke som Jan Aelbrechtsz in dertijd bij zijn huwelijk met Maritgen, moeder van eiseres, had aangebracht en die Maritgen aan Lucie Cornelisdochter of haar man had gegeven; bovendien levering van inventaris van alle goederen en vorderingen door Jan Aelbrechtsz of Maritgen gedurende hun huwelijk verkregen en door Jan Aelbrechtsz nagelaten; scheiding en deling hiervan plus de helft van de vruchten. Dit met aftrek van wat zij bij legaat ontvangen hadden en de helft van de schulden (vgl 1503-11-29, 1512-08-03, 1513-02-15, 1514-12-05, 1518-06-01, 1519-12-13, 1526-10-09)
Beverweerd, van | 1277-12-10
Brom regest no 1887; De Geer I no 264 p 319
Achternamenindex
Jan, bisschop van Utrecht, geeft aan zijn maarschalk Sueder van Beverweerde last om het Duitse huis bij Utrecht in het bezit te stellen van 2 hoeven land op Atteveld onder Werkhoven, die Willem van Rijswijk van hem in leen heeft gehouden (de Geer tekent hierbij aan dat deze Sweder zich in de voorafgaande oorkonde Sweder van Sulen noemt, in 1288 in een oorkonde als Sweder van Wiltenborch. Hij was zoon van Hadewich, vrouwe van Sulen en Wiltenborch en gehuwd met Hildegunde, die hem de heerlijkheid van Beverwaard bij Werkhoven schijnt aangebracht te hebben. In 1288 zegelt hij met Sweder van Wiltenborch met het wapen van Zuilen. Na de dood van Hildegonde, de vrouw van Swedero ven Beverweerden, erfde een Nicolaas van den Velde het huis Beverwaard, wiens zoon Gerard het in 1307 aan de bisschop van Utrecht opdroeg tijdens diens verblijf te Jutphaas in Heymerics huis van den Rijn)
1531-06-26 |
Arch Kasteel de Haer regest 24
Jaartallenindex
Amelis van Zuijlen van Nyevelt, kanunick ten Dom en proost van Leyden, Steven Valckenaer, ridder van de Duitse orde, Geryt van Camphuijsen genaamd Palinck, Joost van Bemmel, ambtman in de Overbetuwe, Johan van Bergen, Wolter van Baecxen, Jacob van Zuylen van Nyevelt en Gysbert van Hardenbrouck, maken als ooms, broer en zwager van Heinrick, Johan en Rutger, kinderen van wijlen Henrick Valckenaer, een scheiding van diens nagelaten goederen, tbv deze kinderen. Transfix dd 1532-01-31: Henryck, Jan en Rutger Valckenaer oorkonden dat de akte van scheiding dd 1531-06-26 waardoor deze gestoken is, rechtsgeldigheid bezit, hoewel het zegel van Gysbert van Hardenbroeck door zijn dood aan dit stuk ontbreekt
zegel van Amelis van Zuijlen, mede namens Steven Valckenaer, zegel van Gysbert van Hardenbroek niet aangebracht; zegels van Henryck Valckenaer en Geryt van Oestrum, schout van Rijenen
1641~ |
Besondere Privileges Westzaan 1661 p 225-241
Jaartallenindex
(economische toestand) Oostzaanden, Westzaanden, Saerdam, Wormer, Jisp, Assendelft, Rijp, Graft, Uitgeest, Schermer, Schermerhorn, Oosthuysen, Crommenie, Crommenierdijk, Opmeer, Hooghtwoud, Spanbroek c.s. alle dorpen in Kennemerland en Noorder quartier, mitsgaders de 6 hoofddorpen van Waterland, beklagen zich bij de Staten dat zij door de steden steeds meer in hun vrijheid van viering, ambacht en handel tekort gedaan worden, niettegenstaande hun oude privilegien. Dat de ridderschap geacht wordt de belangen van het platteland te behartigen, maar dat daarvan geen sprake is. De dorpen van Utgeest, Akersloot, Wormer e.a. ontvingen reeds in 1276 van graaf Floris tolvrijheid. In 1393 trachtte Dordrecht zijn stapelrecht in te voeren. In 1476 beloofde gravin Maria de dorpen in hun neringen te handhaven. Hertog Albrecht gaf aan Westzaanden en Crommenie tolvrijheid ten eeuwigen dage. Hertog Philips ontdekte dat de landen door de landbouwerij en weyderyen niet konden gevoed en onderhouden worden, maar dat de welvaert bestondt in de trafyeegne neeringhe ende hanteringe. Hij voerde een beleid dat tot welvaart leidde. De steden richtten de brouwerijen ten platte landen ten gronde en sloegen de ketels stuk. Zij vernietigden de bescuitbackerijen te Wormer, die naar het Sticht trokken. Zij bestreden de vyand door het maken van schansen op Crabbedam, Schooreldam, het Kalf, Wormer, Cnollendam en elders. In de genoemde dorpen zijn 5200 huizen en er liggen 7900 morgen land. Om met een gezin van te leven zou ieder huis 10 morgen moeten hebben. Iedere oliemolen breekt jaarlijks 80 lasten zaad. Aan Waterland is door hertog Albrecht vrijdom van wind verleend. De nering van oliemolens is uit Brabant, Vlaanderen en Zeeland in Holland gebracht. Het aantal in 25 jaar zeer toegenomen. Het zaat wordt uit deze landen aangebracht en als koeken weer terug gezonden. Men tracht ook de zaagmolens van het platteland te weren, die ten platten lande geinventeerd zijn en met octroy geplaatst, en die eerste moolen noch tot Saerdam staat. Deze kunnen ook aan de Vecht geplaatst worden en dan zal het hout uit het Sticht in Holland geimporteerd worden. Ook de houthandel is hiervan afhankelijk. Ook de scheepmakerij exporteert schepen naar de Fransen, Engelsen, Schotten, Sweeden, Deenen, Hamburg, Bremen, Italianen en andere landen. In de scheepsbouw zijn vele quade jaren geweest ende in den voorleden jare 1640, daarmede over de 80000 gld is verloren
1555-1559 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 697
Jaartallenindex
burgemeesters en regeerders van Schoonhoven contra Janneken Erstdochter, weduwe Jan Pietersz, waard in t Gulden Hooft aldaar, met Jacob van Veen als haar voogd. Aan de zuidkant van Schoonhoven, tussen de Veerpoort en de Haven was aanvankelijk geen muur, maar alleen een houten palissade. Eerst in 1528, ten tijde van de oorlog met Utrecht en Gelre, werd er een gracht gegraven en werd de palissade vervangen door een stenen muur. Deze muur grensde aan het erf van verweerders. In de Veerpoort werd een deur gemaakt die uitkwam op dit erf. Eisers stelden dat zij recht hadden om dit erf te gebruiken om er kalk, hout en andere materialen op te slaan. Zij hadden altijd de sleutel van de deur in de Veerpoort gehad. Jan Pietersz weigerde dit toe te laten en liet de deur van binnen afsluiten. Toen eiseres beval de deur te openen, verkreeg Jan Pietersz van het Hof van Holland mandement van maintenu. Verweerders beweerden eveneens gestoord te zijn in hun bezit en redoubleerden het interdict [??]. Jan Pietersz overleed en zijn weduwe zette het proces voort en werd door het Hof in het gelijk gesteld op 1555-03-20. Eisers gingen hiertegen in appel. De weduwe stelde daar dat vóórdat de muur gebouwd werd, alle eigenaars van de daarbij gelegen huizen het erf tussen de palissade en hun huis gebruikten. Alleen in tijd van oorlog had de stad het recht er slagbomen te plaatsen en de ramen van de huizen dicht te maken. Toen de gracht gegraven en de muur gebouwd werd, toonde Evert Buys, de toenmalige eigenaar van het Gulden Hooft, aan de schepenen een akte uit 1458 waaruit bleek dat het erf vanaf het huis tot aan de Lek, hem toebehoorde. Hij liet het toe toen schepenen hem overtuigden dat alles gebeurde ter verdediging van de stad en dus ook van zijn goederen. Zo stemde hij er ook in toe dat de deur in de Veerpoort gemaakt werd, zodat de arbeiders die aan de muur werkten bij hem bier konden komen drinken en hun materialen opslaan. Geen servituut dus doch precario. Zij hadden het erf altijd zelf gebruikt, er konijnen gehouden, bier getapt en een kaatsbaan aangelegd. Eisers antwoorden dat de huizen oorspronkelijk geen achter uitgang hadden en dat in de vensters ijzeren staven waren aangebracht om de toegang te beletten. Buiten hun weten waren de staven verwijderd en deuren aan de achterkant gemaakt