39 resultaten

Jacob Nenninc | 1455-01-10

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 158, 105v
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Jacob van Poelgeest beleent Jacob Nenninc na dode van zijn vader Peter Lambertsz met: 1) 2 vierdeel veen (in margine: zijn broer Lambert heeft half), waarvan 1 in Hezerveen, belend oost: Jacob van Lichtenberch met een ½ hoeve veen, zijn vrouw aanbestorven van haar broer Ghysbert over die Vecht, west: mr Aernt van der Hoeve met 3½ vierdeel ven, de andere in het kerspel van Zoes, oost: Ghysbert van Lodensteyn, west: Bertout Pieter Reynersz.z; 2) de tiende van Blomenberch en Zeelhorst, grof en smal, met het gerecht; 3) 1½ vierendeel veenland gelegen achter Zoesenge, strekkende te Heze waart, belend landwaarts: Willem Stevenz van Hamelenberge, zeewaarts: Aelbert Rolofsz; Jacob Nenninc draagt op tbv van zijn broer Lambert van Hamersvelt, de helft van 1), waarmee Lambert beleend wordt en met "de Grote Camp", strekkende van de Eem tot aan de hooijwech, belend zuid: Gerbrand Noyenz met de Cleyne Camp, noord: Ricout Ricoudsz; 1461-12-16: Jacob Nennijnck Lambertsz draagt op tbv van Dirck Lambertsz [zijn broer ?], ½ hoeve land achter Zoeseng in de grote slage, die ermee beleend wordt

mannen: Dirc Poijt, Peter van Schonenberch; 1461: Evert Reynersz, Evert van Doeme

Vlaanderen, van | 1438-07-17

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 68, 82, 90
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Willem van Huekellem beleent Henric van Vlaenderen met 4 morgen land in Vuijlcoep in het gerecht van Schoenouwen in een weer land van 6 morgen gemengder voere met Henric van Heijligenlande, belend boven: Gheryt kinderen van den Massche, beneden: Johan van Tiel Ottenz, waarvan Henric van Vlaenderen ons voor het gerecht den eigendom had opgedragen, hij wordt nu beleend tot een onversterfelijk erfleen; 1452 des Donres dages na Divisio Apostolorum: "Hendric van Vlaenderen heeft syn leen versocht mitter leger hant van abt Jacob van Poelgeest als hi van recht sculdich was te doen"; 1454-03-14: beleend Johan van Blochoven, na dode van zijn vader Heinric van Vlaenderen; 1463-02-19: Jan van Blochoven draagt dit leen, gemengder vore met de vrouw van Jan van Tyel en belend boven: Geryt Jansz van Velde, beneden: de vrouw van Jan van Tyel met haar kinderen, op; vervolgens doet zijn vrouw Mechtelt afstand van haar lijftocht aan dit goed, en tenslotte wordt Gheryt Herman Egbertsz.z ermee beleend

leenmannen: Johan van Hamelenberge, Goessen van Schaedyck; 1452: Zoude van Rijn, Evert van Benscoep; 1454: Evert van Benscop, Geryt Scaij; 1463: Henric van Duven, Tyman Mouwer van Heersel

Zuilen van Nyevelt, van | 1443-04-12

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 76, 76v, 100v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Willem heeft een overeenkomst gesloten met Steven van Suylen van Nyenvelt Willemsz, waardoor Steven overdraagt 5 morgen land met huysinge en hofstede, gelegen tot Vlueten bij der kercke, belend oost: Gheryt van der Mije, west: de kerkweg van Themaet en Hildegont Splinters, tevoren zijn goed, waar hij nu mee beleend wordt; Splinter uten Hamme, schout tot Vlueten oorkondt dat Steven deze 5 morgen aan de abt transporteert; Steven geeft dit voor hem en voor zijn vrouw Mechtelt van Appeldoren "daer hy nu ter tyt blikende boorte by hadde" over aan heer Willam uten Hage, monnik van het St Paulusklooster; 1443-04-13/03: Willem uten Hage toont de brief waarin Steven ontslag ontvangt uit de leenband van een camp lants gelegen in den slage in het gerecht van Zoes, geheten Nonnenmate, belend oost: Willem Smits, Jacop Pothofs, zuid: Rutger Jacobsz Eesgl (?), noord: Geryt Jansz, hiervoor draagt Steven de 5 morgen in het kerspel van Vlueten over

mannen: Johan van Hamelenberge, Goessen van Schadijcke Willemsz; schout van jhr van Gaesbeeck: Egbert Nagell Jansz, schepenen tot Zoes: Jan Claesz, Jan Heynricsz, Pieter Gysbertsz, Heijn Nagell, Henric Heymansz, Geryt Evertsz en Goessen Gerytsz

Gijsbert Henricsz | 1454-11-23

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 156v
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Gysbert Henricsz wordt na dode van zijn vader Henric Gijsbertsz beleend met 3 ½ vierdel veen gelegen in Hezerveen, strekkende van der ouder graft totter meren toe die in Hezer Veen gelegen is, belend oost, west: Peter Lambertsz van Hamertvelt, ondre voorwaarde at dit veen en de venen die Evert van Lodensteyn daar boven heeft liggen, "over malcanderen wegen ende weteren sellen als redeliken is ter goeder wijs"

mannen: Jan van Hamelenberge, Peter van Sconenburch

Peter Peter Lambertsz.z | 1457-04-12

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 163
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Peter Peter Lambertsz.z draagt op al zijn leenweer aan de helft van de tiende gelegen op Eemnesse, buitendijks van de weg noordwaarts naar de Eme toe, waarvan Jan van Amerongen de andere helft in leen houdt; vervolgens wordt Peter er weer mee beleend tot een goed onversterfelijk erfleen

mannen: Zoude van den Rijn, Jan van Hamelenberge, Geryt Scaije

Geertruid Meijnse Janszdr | 1422-05-13

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 113v
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Geertruijt Meijnse grote Janszdochter draagt over 1) een camp land van 5 scaerweijden, belend oost: Wouter Woutersz, west: Jan Camp, 2) een stuk veen gelegen in Zoesterveen, strekkende van Zoesenge an Hezerveen, belend oost: Jacob Godevaertsz, west: Aelbert Heijnenz, vervolgens wordt Wouter Wouter Ezensz.z met dit goed beleend; "Dit goet heeft Peter Wouter Woutersz broeder voirs versocht als een momber van Wouter syns broeders soen tot sijn mondigen dagen toe"

mannen: Jan Dircsz van Hamelenberge, Evert van Doem en Gheryt Pot Jan Potsz

Goyert Jacobsz | 1460-09-04

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 167, 208
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Goijert Jacobsz draagt op: 1) 3 vierdel land uit Vliegenfengershoeve, met huis, hofstede, rosmolen, getimmerte te Zoes, zuid: Jacob Goedenz, noord: Gerijt Ricoutsz, west: die Hulle, oost: de gemene brinck, 2) een camp land van de Brinck aen de Biscopsweert, zuid: Jan Gijsbertsz, noord: Gijsbert Wolf, 3) 3½ vierdel veen after den enge, een vierdel uit Jacop Fyenz hoeve, en 2½ uit Willems hoeve van Hamelenberge, zuid: Dirc Poijt, noord: Jan Gerytsz en Geryt Conincs kinderen, strekkende an Hezer Veen, 4) vierendeel veen, zuid: Gysbert Dircsz, noord: Jäcob Willemsz, 5) 3½ vierendeel veen in Aelcijnsveen, oost: Heyn Jacob Fijenz, west: Wouter Woutersz, 6) 3 scepel land op de Zeelhorst, zuid: Evert van den Doem, west: Jan Stuepe Ricoutsz, 7) 1 scepel saets op de Zeelhorst, zuid: Jan Gysbertsz, noord: Evert van den Doem, 8) 2 mud land over de Baernwech, zuid: Ruesel Lambert Murschendochter, noord: Lambert Vierlinx kinderen, 9) 1½ scepel bij Sintelberch, zuid: Wouter Murschen kinderen, noord: Geryt Hilhorst, 10) mud land bij Hontsberge, zuid: Gysbrecht Henricsz, noord: Ruesel, 11) ½ scepel land, zuid: Stuepe Ricoutsz, noord: Wouter Murschen kinderen, 12) ½ mud land over de Baernwech, zuid: de Heedacker, noord: Jacob Willemsz, 13) een stuk land, van de brinc tot de biscopsweert, landwaarts: Jacob Rutgersz, zeewaarts: Jacob Goedenz, 14) land op de Enge, van de Barewech tot aan het Heetvelt, landwaarts: Geryt van Hilhorst, zeewaarts: Jacob Goedenz, 15) land op ten Enge, landwaarts: Jacob Goedenz, zeewaarts: de Heedacker, 16) land op ten Enge, zuid: Arent van Hilhorst, oost: Jacob Goedenz, voorts engelant en weyland die hem aangekomen zijn van zijn vader Jacob Goedenz en zijn broer Henric; vervolgens worden Goyert Jacobsz en zijn neef Aernt Evert Jacobsz.z beleend; 1472-09-28: Evert Aernt Evertsz.z beleend met de helft na dode van zijn vader Aernt Evertsz, hulde doet Evert Evertsz; "de andere helft heeft Ricout van Hees ut in folio 225", de belendingen "ut habetur supra in Goert Jacobsz brief fol 167"

mannen: Goesen Bosch, Lambert Pijl; 1472: Gerit van Rijn, Evert van Heze

Celije | 1482-04-06

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 223v, 224v
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Celije, zuster van Goijert Jacobsz, weduwe van Willam Stijpen, wordt na dode van Goijert beleend met ½ van: 1) 3 vierdel land uit Vliegenfengershoeve, met huis, hofstede, rosmolen, getimmerte te Zoes, zuid: Jacob Goedenz, noord: Gerijt Ricoutsz, west: die Hulle, oost: de gemene brinck, 2) een camp land van de Brinck aan de Biscopsweert, zuid: Jan Gijsbertsz, noord: Gijsbert Wolf, 3) 3½ vierdel veen after den enge, dat is een vierdel uit Jacop Fyenz hoeve, en 2½ uit Willems hoeve van Hamelenberge, zuid: Dirc Poijt, noord: Jan Gerytsz en Geryt Conincs kinderen, strekkende an Hezer Veen, 4) vierendeel veen, zuid: Gysbert Dircsz, noord: Jäcob Willemsz, 5) 3½ vierendeel veen in Aelcijnsveen, oost: Heyn Jacob Fijenz, west: Wouter Woutersz, 6) 3 scepel land op de Zeelhorst, zuid: Evert van den Doem, west: Jan Stuepe Ricoutsz, 7) 1 scepel saets op de Zeelhorst, zuid: Jan Gysbertsz, noord: Evert van den Doem, 8) 2 mud land over de Baernwech, zuid: Ruesel Lambert Muerschendochter, noord: Lambert Vierlinx kinderen, 9) 1½ scepel bij Sintelberch, zuid: Wouter Mursschen kinderen, noord: Geryt Hilhorst, 10) mud land bij Hontsbergen, zuid: Gysbrecht Henricsz, noord: Ruesel Lambert Muerschendochter, 11) ½ scepel land, zuid: Stuepe Ricoutsz, noord: Wouter Mursschen kinderen, 12) ½ mud land over de Baernwech, zuid: de Heedacker, noord: Jacob Willemsz, 13) stuk land, van de Brinc tot de Biscopsweert, landwaarts: Jacob Rutgersz, zeewaarts: Jacob Goidenz, 14) land op de Enge, van de Barewech tot aan het Heetvelt, landwaarts: Geryt van Hilhorst, zeewaarts: Jacob Goidenz, 15) land op ten Enge, landwaarts: Jacob Goedenz, zeewaarts: de Heetacker, 16) land op ten Enge, zuid: Arent van Hilhorst, oost: Jacob Goedenz, voorts engelant en weyland die hij van de abdij in leen hield; Celije wordt ermee beleend, op 1482-04-15 draagt zij dit over aan Ricout Jansz van Hees; de helft draagt Ricout Jansz over aan Evert Arntsz, behalve de ofgraft ervan, en Ricout blijft man van het andere quartier; 1502: Jacop Jacopsz bij overgifte van Rijc van Heeze en Evert Arntsz, behalve de venen (fol 109); ad no 3): ontving Jan Henricsz (fol 111), 1483-04-18: wordt Ricout Evertsz na dode van zijn oom Goyert Jacosz beleend met dit leen (fol 233v)

Johan Gelys Johansz.z | 1438-05-12

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 347v, 348, 355, 371v
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: mr Johan Gelys Johansz.z wordt te goeder tijd beleend met: - 1/64 deel van de tiende in Biggekerke, die wijlen zijn broer heer Pouwels in leen hield, pacht: ½ van 51/2 scill zwarte Tourn en een goede maaltijd per jaar; op dezelfde dag wordt mr Johan beleend met: - 1/16e deel van de tienden van Biggekerke, na zijn broer Pouwels, pacht: 10 schell Conincs Tourn en een goede maaltijd per jaar (vgl 1436-11-09 ); 1446-10-31: Claes Gelys Jansz wordt binnen jaar en dag na dode van zijn broer mr Johan Gelijsz beleend met 1/16 deel van de tiende van Biggenkerke; 1459-11-12: Hughe Claesz beleend na dode van zijn vader Claes Gelis Jansz met beide lenen

mannen: Johan van Hamelenberge, Jacob van der Weteringe; 1446: Zoude van Rijn, Goessen van Schaewijck; 1459: Zoude van Rijn en Henric van Duren