199 resultaten
1474-05-27 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/1
Jaartallenindex
Yolante van Lalaing, vrouwe van Brederode, als moeder-voogdes van Walraven van Brederode, beleent Floris van Alkemade na dode van Juliaen van den Weerd met 8 morgen te Leiderdorp (vgl 1441-02-17, 1488-03-10)
1482-12-03 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/2
Jaartallenindex
Yolante van Lalaing, vrouwe van Brederode, verklaart dat Beatrys van Alkemade zich bereid heeft verklaard Walraven van Brederode te verzoeken haar het stuk land [!] dat haar vader te haren behoeve heeft overgedragen, de 8 morgen in Leiderdorp, in leen te geven. Aangezien Walraven op dat tijdstip buitenslands vertoefde, heeft Beatrijs "tselve leen aen den rinck van den poerten versocht nae ouden gewoenten en rechten van leen" (vgl 1485-11-04)
Oudheusden, van | 1516-01-09
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II ?
Achternamenindex
Jan van Oudheusden en zijn vrouw Maria Thomas Beukelaersdochter stellen verschillende goederen, o.a. enige gorsen in het land van Strijen "de Groep" geheten, ter voldoening aan de sententie van het Hof van Holland dd 1513-07-24, tot hypotheek voor de door hen aan Jan van Barry verschuldigderenten
1535-09-01 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 454/2 sub II
Jaartallenindex
Geerlof Jansz van Voerenbroeck, notaris te Gouda, instrumenteert dat Gerrit van Liesvelt aan het Karmelietenklooster te Utrecht toestemming geeft het erfdeel van zijn zoon Claes (in genoemd klooster) te bezwaren of te vervreemden (vgl 1528-02-21, 1539-09-08, 1538-10-14)
1499-1505 |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl II dossier 184 1-6
Jaartallenindex
de Waersluyden van Weesp, Muiden c.s contra de inwoners van Over Diemen. Geschil betreft het onderhoud van de Zuiderzeedijk bij Diemen. Van deze dijk, die vanaf het kruis bij Outenwaal tot het gerecht van Muiden in het geheel 2200 lang was, werd 1000 roeden geheel op kosten van Outersdorp en Buterkerk, twee geburen van de ban van Diemen, onderhouden. Van de overige 1200 roeden werd 800 roeden door Diemen, Overdiemen, Weesp, Muiden e.a. onderhouden. Het aandeel van Overdiemen in dit onderhoud bedroeg 1/15. Voor het overige gedeelte van 400 roeden was geen regeling getroffen, omdat eertyts veel z.g. "voerlant" ervoor was gelegen, waar door de zee werd tegengehouden en daardoor het betreffende dijkgedeelte niet zozeer als zeewering werd beschouwd. Op verzoek van de baljuw Floris van Alkemade had Over Diemen het onderhoud ervan op zich genomen. Toen na de dood van Floris het "voerlant" door de zee werd verzwolgen en het dijkgedeelte daardoor werkelijk als zeewering dienst ging doen, stegen de kosten van het onderhoud. De inwoners van Overdiemen, dat maar een klein plaatsje van 16 à 17 huizen was, vroegen daarom aan stadhouder en Raden van Holland om de bijdragen van alle belanghebbenden te herzien, zodat ook het onderhoud van de 400 roeden gemeenschappelijk zou worden bekostigd. Alle belanghebbenden werden toen voor het Hof van Holland gedaagd. Degenen die voortaan mee moesten betalen zoals Weesp en Muiden wierpen tegen: 1) bij arbitrale uitspraak van het Hof van Holland in 1436 was het onderhoud van de dijk definitief geregeld, daar kon niets aaan veranderd worden; 2) zij zijn niet verantwoordelijk, want zij hebben geen landerijen die eraan grenzen, 3) Abcoude e.a. zijn inwoners van het Sticht en kunnen niet voor het Hof van Holland worden gedaagd; 4) de gehele dijk is geen 2200 roeden lang; 5) zij zijn niet rijker dan de bewoners van Overdiemen. Overdiemen voert hiertegen aan dat de regeling niet onveranderlijk is. Het onderhoud van de 400 roeden had feitelijk door van Alkemade moeten gebeuren, daar diens landen eraan grensden. Bij doorbraak lopen hun landen ook onder. De landerijen van de inwoners van Abcoude worden door de dijk beschermd en deze is op het gebied van het Hof van Holland gelegen. Het Hof beslist dat Overdiemen "het aertwerck" op zich moet nemen en de tegenpartij "het bolwerk". De tegenpartij gaat in beroep bij de Grote Raad. Enige jaren later blijkt dat Over Diemen het aertwerck verricht, doch de tegenpartij doet niets. Bijgevoegd: schepenbrief an Diemen dd 1499-07-07 dat de dijk 2200 roeden meet. Ook een schepenbrief dd 1500-09-07 van Pieter Aerntsz, schout, Jan Jan Willemsz en Jan en Gheryt Aerntsz [!], schepenen, uit "de dyckagien met die Vecht" die op verzoek van Weesp en Muiden c.s. de dijk hebben doen meten. Op 1500-11-26 hebben enquete-commissarissen de dijk doen meten. Procuratie dd 1501-12-23 van de inwoners van Overdiemen aan procureurs om voor hen bij de Grote Raad te Mechelen op te treden
1557-07-25 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 648/2 sub h II
Jaartallenindex
schepenen van Heusden oorkonden dat Adriaen Ewout Adriaensz aan Reyer Jansz zijn aandeel in stukken land in de ban van Veen afstond, vermeld in de oorspronkelijk aan de akte gehechte brief [1547-02-18~]
1559-10-07 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 595/2 sub d II
Jaartallenindex
Lodewyk van Binchorst, baljuw van 's Gravesande, stelt zich borg voor Pieter Clementsz, die als curator van Floris van Wyngaerden zijn schulden moest betalen voor zover diens goederen toereikend waren. Johan van Purtyck, secretaris van het Hof van Holland, had een inventaris opgemaakt (ondert. van der Does, gecoll. naar een minuut in de secretarie te 's- Hage door A. Benninck)
1559-1569 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 595/2 sub d II
Jaartallenindex
Roeloff van de Venne x Cornelia van Rapenburch contra Lodewyck van de Binchorst, baljuw van 's -Gravesande x Elisabeth van Rapenburch. Jan Brielis van Rapenburch testeerde 1554-06-11. Hij benoemde zijn dochter Cornelis tot zijn enige erfgename. Zijn andere dochter Elisabeth, toen gehuwd met Floris van Wyngaerden, werd wegens haar schandelijke levenswijze onterfd. Wel kregen zij en haar vier kinderen een legaat van 20 Kar gld per jaar, te betalen door Cornelia. Een huis in de Spuistraat te Den Haag, dat vroeger eigendom van Jan Brielis van Rapenburch geweest was, werd nog door Elisabeth bewoond. Roeloff van de Venne en Heynrick ten Brouck eisten dat zij dit zou ontruimen en 5 jaar huur zou betalen. Het Hof van Holland benoemde 1559-01-16 Cornelis van Weldam tot commissaris. Door zijn bemiddeling werd een accoord gesloten. Afgesproken werd dat de nog te betalen huur gecompenseerd zou worden met de nog verschuldigde renten van 20 Kar gld over 5 jaar. Later opnieuw onenigheid. Op 1559-10-03 werd een nieuw acoord gesloten door bemiddeling van de raadsheer Dominicus Boot. Afgesproken werd dat eiser aan verweerder een rente zou overdragen [!] van 125£. Op 5 Okt. willige condemnatie hierop. Ter uitvoering hiervan droeg eiser op 7 Okt. ten overstaan van schepenen van 's-Hage 3 renten, nl een van 80 Kar gld en twee renten van 24 Kar gld per jaar, aan verweerder over, in plaats van de in het accoord vermelden renten van 125 Kar gld. Omdat de overgedragen renten meer waard waren, gaf verweerder voor het teveel betaalde, nl 113 gld, een schuldbekentenis. Volgens eiser zou bij dit 2e accoord de afspraak betreffende de compensatie met de nog verschuldigde huursom herhaald zijn. Bovendien zou zijn overeengekomen dat Elsiabeth tot 1559-11-01 in het huis mocht blijven wonen. Vanaf die datum zou het legaat worden uitbetaald. Eiser kreeg ongelijk en ging in appel bij de Grote Raad
1517-05-30 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 302/Beroepen Holland dossier 334
Jaartallenindex
Floris van Wyngaerden, raadsheer in het Hof van Holland en Juliana Thomas Bueckelaersdochter, weduwe Dirick Jan Soncken, contra Jan van Outheusden [Woutersz], man van Marie Thomas Bueckelaersdochter. Tussen partijen was in 1516-1517 een geschil ontstaan over het bezit van de korentienden van Alblas en Alblasserdam. Deze werden door van Wyngaerden van zijn schoonzoon Thomas Bueckelaer (stierf 1516) gekocht; deze had ze op zijn beurt in 1498 van Claes van Assendelft gekocht. Van Wyngaerden had de tienden aan Juliane verkocht onder voorwaarde dat zij alle schulden zou voldoen die haar vader bij Floris had gemaakt. Zij mocht de papieren niet overdragen vóór alles vereffend was. Van Outheusden wist echter de papieren in handen te krijgen, en verkocht deze vermoedelijk aan Gerrit van Assendelft. Van Wyngaerden vroeg en verkreeg van het Hof van Holland op 1517-05-30 bevel aan verweerder om deze stukken ter griffie te deponeren. Verweerder stelde dat hij de papieren reeds vóór het proces aan Gerrit van Assendelft had overgedragen. Deze ontkende, doch verklaarde daarna dat van Wyngaerden en mr Franchois Soncken van hem een verklaring hadden gekregen dat de papieren aan zijn moeder waren overgedragen. Eisers stelden voorts dat verweerder (die afstand van de erfenis van Beuckelaer zou hebben gedaan) geen machtiging van de erfgenamen bij benefitie van inventaris had gekregen, om de overdracht te doen. Verweerder heeft de tienden nooit bezeten en eisers menen dat de verkoop aan van Assendelft nietig is
1526-10-09 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 500/1 sub e II
Jaartallenindex
attestatie van schepenen van Delft betreffende de verkoop door Hubrecht Henricsz, echtgenoot van Lucie Cornelisdochter, aan Adriaen Pietersz, van een huis en erve aan de Burgwal bij het Rietveld (vgl 1519-12-13, 1554)
ondertekend door Dirk van Beest; coll. door notaris Barnardus [?] filius Jacobi]