2628 resultaten
Weyburch, van | 1503
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland
Achternamenindex
Zeger van Weyburch, drost van het land van Altena; 1516: "wijlen" (dl I dossier 37); 1496-08-08: Seger van Weyburch, rentmeester van de graaf van Hornes (dossier 58/14 sub BB); 1503-12-13: drost van Altena (dl III dossier 207); 1496: in een akte van 1498-02-20 (1497) wordt Zeger van Weyburch drossaard van Worinchem genoemd
Wieringen, van | 1549-09-22
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland
Achternamenindex
Vincent Fransz van Wieringen: procureur voor het Hof van Holland, 1551-1552 (dl V dossier 474/2), en 1545-04-24 (475/1); 1556-03-24 (1553): dl VI dossier 524/2; 1554-07-01: dl VI dossier 524/4; 1552-11-27: dl VI dossier 523/8; 1560-02-24 (1559): dl VI dossier 559/1; 1564-11-21: dl VI dossier 572/1; 1570-02-22 (1569): dl VII dossier 638/1; 1568-02-17: dl VII dossier 627/4; 1566-03-14
1501-1504 | Schieland
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3251
Jaartallenindex
de stad Rotterdam had ca 1500 een privilege ontvangen, krachtens hetwelk de baljuw van Schieland verplicht werd voortaan niet meer met de welgeboren mannen, maar met schepenen van Rotterdam recht te spreken. De baljuw accepteerde dit niet. De zaak kwam voor de Grote Raad
1546 | Amstelveen
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 508
Jaartallenindex
inwoners van Nieuwveen en Amstelveen (Emsterveen) contra de proost van St Jan in Utrecht, wegens hun weigering mede te betalen in de beden door St Jan geheven over hun gebied in Utrecht
1513-04-22 | Bergen (NH)
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl III dossier 246
Jaartallenindex
de inwoners van Bergen, die goed in Zuid Wimmenum hadden, betaalden hiervoor schot e.a. rechten aan de magistraat [??] van Wimmenum. Op zekere dag besloot de magistraat van Bergen deze rechten voor zijn onderdanen te betalen. Dit werd aan de magistraat van Wimmenum per deurwaarder meegedeeld. Zij gingen in beroep (sententie)
1560-09-10 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 557
Jaartallenindex
Jan Verins [Verius ?] namens de bezitter van een vicarie in de Grote Kerk te Haarlem contra: Jan Clemensz, de pastoor van den Haag, de weduwe Heyn Bugge uit Delft, jvr Diguna Hypolitus, weduwe Jan Heynricsz, het St Lucasgilde, de weeskinderen van Hardingsveld, Maerten Deym Jorisz, jonge Jan Sasbout, brouwer in Delft, Marcelis Adriaensz, Jan Sasbout de oude uit Delft en het St Yvogilde, allen crediteuren van de deurwaarder Hendrik Adriaensz. Op 1559-12-01 werd op verzoek van eiser, het huis "in den Eenhoorn" in de Hoochstraat te 's-Gravenhage, eigendom van de inmiddels overleden deurwaarder Heynrick Adriaensz, wegens wanbetaling in het openbaar verkocht. Eiser had een speciale hypotheek op dit huis. Voor het gerecht van den Haag ontstond tussen eiser en andere crediteuren een proces over de verdeling van de opbrengst van de openbare verkoop. Op 1560-09-10 deed het gerecht van den Haag uitspraak. Allereerst zou Verins zich voor enkele vorderingen bij voorrang kunnen verhalen, na hem verweerders, in de bovengenoemde volgorde. Enkele vorderingen van Marcelis Adriaensz, het St Yvogilde, Jan Verins en Maerten Deym Jorisz werden niet geprefereerd
1560-1563 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 620
Jaartallenindex
(er zijn reeds sententies dd 1503-10-13, 1516-04-05, 1528-11-13) Jan Huygensz de Jonge contra Gysbrecht Coenraetsz, deurwaarder, en Margriete Willemsdochter, weduwe van Cornelis Vranckez, erfgenamen van Jan Joris van Namen. De echtgenoten Dierick en Katherina van Zyl [!] hadden 3 kinderen: Haze, Daniel en Cecilia. Haze was vóór haar ouders overleden. Zij had één zoon Jan Jorisz van Namen. Over de erfenis van Katharina en Dirck van Zijl waren tal van processen gevoerd, tot op 1560-05-20 het Hof van Holland uitspraak deed in een geschil tussen Margriete Willemsdochter, weduwe Cornelis Vranckenz, haar zoon Vranck Cornelisz en Jan Hen Claesz als man van Aechte Cornelisdochter, allen erfgenamen van Jan Joris van Namen, eisers, en Jan Oem van Wyngaarden als man van Katharina van Zyl, Jan Huygensz de oude, Jan Huygensz de jonge en Willem Huygensz, deze drie namens hun moeder Cornelia, Dirck Woutersz van Zijl, Frans Gerritsz als man van Machtelt Sebastiaensdochter, Alyt Woutersdochter, weduwe en boedelhoudster van Syvert Willemsz, namens haar onmondige kinderen en Cornelis Gerritsz als man van Cornelia Huygen Jacobsdochter, verweerders. Het Hof bepaalde dat verweerders de boedelinventaris met een aantal renten moesten aanvullen (bij weigering: gijzeling). Verweerders in appèl. De Grote Raad bepaalde 1562-10-24 dat de boedel van Katharina van Zyl met 305 schilden vermeerderd moest worden. Gijzeling zou voortduren. Op 1562-11-06 kreeg de deurwaarder Gysbrecht Coenraets, krachtens het vonnis dd 1562-10-24, opdracht om Jan Huygensz de jonge, wonende te Gouda, die namens verweerders was opgetreden, te sommeren zijn aandeel te betalen. Op 1562-11-24 tekende hij voor het gerecht te Gouda bezwaar aan tegen de voorgenomen executie. Hij wilde 1/16e deel betalen van 1/16e deel van de som die bij het vonnis aan Cecilia van Zyl en haar kinderen was toebedeeld, maar niet voor de lieden namens wie hij was opgetreden. Desondanks droeg deurwaarder Gysbrecht Coenraetsz het huis van Jan Huygensz de jonge te Gouda binnen, liet een koffer met zilverwerk openbreken en in het openbaar verkopen. Eiser was tijdens dit gebeuren op reis naar Mechelen om tegen de executie in beroep te gaan. Op 1563-02-05 verkreeg Jan Huygensz van de Grote Raad relief van appèl en op 1563-03-31 werden verweerders voor de Grote Raad gedaagd. Nadat verweerders van verdere executie hadden afgezien, werd wsch. alleen tegen de deurwaarder geprocedeerd, mede omdat hij een te hoog salaris uit het verkocht zilver had opgestreken
1561-06-20 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex
akte dd Abbekerk, houdende attestatie van schepenen betreffende verklaringen van Jan Reymersz van Twisk en Lysabeth, weduwe van Jacob Claesz Boender, omtrent de getuigenis van Claes Jansz Boender van 1557-01-20, waarin Claes Jansz Boender verklaart dat zijn zwager Willem Gerritsz van die Meer [gehuwd met Dieuwer Claesdochter] in zijn tegenwoordigheid 3½ morgen land in "de Purwayde" in de ban van Twisk verkocht heeft aan zijn zonen Jan en Jacob Claesz Boender; 1561-12-04: schepenen van Abbekerk oorkonden dat Pieter Gerritsz, schepen van Abbekerk en Pieter Gysbertsz, secretaris van Abbekerk, een verklaring afleggen omtrent het op 2 juni 1561 te Abbekerk gesloten accoord waarbij partijen overeenkwamen het proces voor het Hof af te breken en arbiters te benoemen; 1562-10-15: attestatie van Willem Jansz en Willem Jacobsz uit Twisk, die verklaren dat op 20 juni 1561 ten huize van Machtelt, weduwe van Jan Claesz Boender te Abbekerk, door arbiters uitspraak is gedaan (vgl 1563-05-14 en 1561-1564)
1561-07-08 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 565
Jaartallenindex
Willem van Brederode, baljuw van Amstelland en Waterland, stelt als arbiter de grenzen tussen Gooiland en Loosdrecht vast, op bevel van het Hof van Holland; 1561-08-05: schepenakte te Loosdrecht, houdende attestatie in zake het verblijf van herders en hun schapen op Loosdrechts gebied. Proces: Bestuurders [!] van Gooiland contra Wouter van Mynden als ambachtsheer van Loosdrecht
1561-07-14 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 563
Jaartallenindex
attestatie te Gorinchem waarin Herberen Willemsz van Haulinghen [Houwelingen] uit Gorinchem, Dirck Gerritsz uit Hardingsveld en Eelken Cornelisdochter uit Gorinchem, weduwe van Cornelis Gheritsz en vroeger woonachtig in Hardingsveld, verklaren Maritghen die Hoghe, natuurlijke dochter van Jacob van Wena, en halfzuster van wylen Jan van Wena, goed gekend te hebben, waarbij Dirck en Eelken aantekenen land aan de Bylresteeg in Hardingsveld te hebben gehad zonder ooit iets te hebben gehoord over een rente van 1¼ Engelse Eduw. nobel, die daarop zou rusten. Verklaart Adriaen Heynricsz van Strien uit Peursum, die vroeger bij de heren van Giesenburg heeft gewoond, dat zowel Jacob als zijn vader Frans van Wena, de akte zonder waarde achtten: zij hadden de brief "gecancelleert wesende met eenen barnpryem" weggegooid. Zij beschouwden de brief overigens als een slaper, ondert. notaris Jasper van Voern; 1561-10-29: attestatie te Papendrecht, waarin Marigen Claesdochter molenaer en Marigen Woutersdochter verklaren dat Maritgen die Hoghe Jacobsdochter [= bastaarddochter van Jacob van Wena] gewoond heeft in Dordrecht, naast Marigen Claesdochter in de Marienbornstraat; dat Maritgen die Hoghe zeven jaar geleden is overleden en begraven ligt op het nieuwe kerkhof binnen Dordrecht; 1561-12-16: attestatie te Hardingsvelt, waarin Jan die Potter Reynertsz uit Werkendam, die vroeger samen met zijn oom Aellert Dirricksz die Hoghe en diens vrouw Maritgen in Hardingsveld woonde bij de Bilresteeg, en Dirck Gheritsz uit Hardingsveld, verklaren nooit over een aanmaning tot betaling van 1¼ nobel te hebben horen spreken, ondert. J. Boonsen; 1561-1562: poogt Engelbert van Heeckeren, afkomstig uit Deventer, en gehuwd met Christina, weduwe Jacob van Wena heer van Giessenburg, de onderhavige rente te innen. De schepenbank van Hardingsveld beslist op 1556-10-17 dat deze rente verjaard is, daar noch reps. Jan, Frans en Jacob van Wena heren van Giessenburg ooit geprobeerd hadden om deze rente te innen. Het Hof van Holland bevestigt dit vonnis, doch Engelbert ging hiervan in appel bij de Grote Raad