2628 resultaten

1561-07-18 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 521
Jaartallenindex

extract uit een rekening van Jan van Drencwaert voor heer Arent van Lier over de pacht van goederen van zijn vrouw Cunera van Meerdervoort van Alskerke in 1548, origineel ondertekend door mr Cornelis van der Nyenburch, Willem van Dam, Aernt Cornelisz; extract uit een rekening van Jan van Drencwaert voor heer Arent van Lier over de gemaakte onkosten in 1548 voor de goederen van zijn vrouw Cunera van Meerdervoort van Alskerken, gelegen in Puttershoeck, door dezelfden ondertekend

1561-09-28 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 538
Jaartallenindex

Zweer Harmansz van de Poll, baljuw en schout van Hazerswoude en Jacob Cornelisz Craen en Dirck Enghebrechtsz, schepenen aldaar, geven vidimus van een akte dd 1552-01-19

1561-1564 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex

Jan Jansz van Twisk c.s, kinderen en erfgenamen van Jan Claesz Boender uit Twisk, en Claes Jacopsz van Lammerschagen c.s, kinderen en erfgenamen van Jacob Claesz Boender uit Twisk contra Gerrit Willemsz van Syerdick [Spierdyk ?] c.s, kinderen en erfgenamen van Willem Gerritsz van die Meer en Dieuwer Claesdochter. Omstreeks 1530 verkocht Willem Gerritsz van die Meer aan Jan en Jacob, zoons van zijn zwager Claes Jansz Boender, 3½ morgen land in die Purwayde inde ban van Twisk. Na de dood van beide ouders maakten de kinderen van Willem aanspraak op ⅓ deel van het toen verkochte land. Een accoord voor schepenen van Abbekerk dd 1562-03-05 liep op niets uit en het Hof vonniste op 1562-07-31 ten nadele van eisers, die in appèl gingen bij de Grote Raad (vgl 1557-01-20, 1561-06-20, 1561-12-04, 1562-10-15, 1563-05-14, 1563-08-30)

1561-1570 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 569
Jaartallenindex

Annetgen Pietersdochter, weduwe van Adriaen Willem Dircksz van Meerkerck, mede namens haar kinderen, wonende aan de Botersloot in het land van Arkel, contra Jan Woutersz die Cat, wonende aan de Baselbrug in het land van Arkel. Op 1556-01-03 verkochten Jan Woutersz die Cat en diens eerste vrouw Geertruid Harmansdochter, die als zijn curatrice optrand, aan Adriaen Willem Dircksz van Meerkerk 2 morgen land met een drieste [vogelkooi], gelegen in Kort-Nieuwland in het land van Arkel. De koopsom, 800 schilden, zou in 4 termijnen betaald worden. De eerste verviel 1556-05-01. Maar op 30 juni 1556 betaalde koper reeds 400 schilden, waavoor Jan een kwitantie gaf. Op 1557-05-24 verklaarden verkopers met de betaling tevreden te zijn. Later stelden zij echter dat de voor de 400 schilden in betaling gegeven goederen veel minder waard waren dan 400 schilden. Accoorden gesloten 1558-11-27 en 1559-10-13 en 1561-03-07. Tenslotte werd Adriaen echter toch voor het gerecht van Gorinchem gedaagd. Daar zijn vrouw inmiddels was overleden, trad hij nu mede namens zijn drie kinderen op. Op 1561-04-29 en 1561-06-23 gaf het gerecht aan Jan Woutersz de Cat 3 pandbrieven, nl resp voor 10 sch, ½ van 2 jaar rente van 12 schilden, verschenen op 1558-05-01 en 1559-05-01, beide tbv de kinderen, en voor één termijn van de rente van 12 schilden verschenen op 1560-05-01. Jan Woutersz ging over tot panding op het huis van Adriaen, die daartegen pandkering deed. Het gerecht verklaarde op 1561-11-05 dat deze pandkering terecht gedaan was. Veel geharrewar. Van een te zynen nadele gewezen vonnis ging Adriaan in appel bij de Grote Raad. Na zijn dood werd het proces door zijn weduwe voortgezet. Op 1562-05-21 werd Adriaen voor de Grote Raad gedaagd

1561-1565 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 586
Jaartallenindex

kerkmeesters en schepenen van Harenkarspel en Warmenhuizen contra Loeff van Herlaer, baljuw van Egmond en Lamoraal graaf van Egmond gevoegd. In Harenkarpsel behoorde het recht om de koster te benoemen aan de graven van Egmond. Dit bleek in 1517 toen Johan graaf van Egmond Jan Bruneel tot koster benoemde. Deze droeg in 1533 de kosterij over aan Wolfert Othensz voor 50 Kar gld. In 1546 kreeg Wolfert deze som van de kerkmeesters terug. Hij zou een jaargeld ontvangen van 20 Kar gld en van alle emolumenten afstand doen. De kerkmeesters beheerden nu de goederen die bij de kosterij behoorden, en moesten rekening doen bij de installatie van de nieuwe kerkmeesters, jaarlijks in de Goede week. In 1549 legde Wolfert Othenz het kostersambt neer en zijn door de kerkmeesters benoemde opvolger Laurens Claesz nam voor 50 Kar gld per jaar het ambt op zich. De kerkmeesters van het jaar 1560 traden eigenmachtig op. Zij zouden het land [!] niet aan de meestbiedende na de voorgeschreven kerkgeboden verpacht hebben, maar zich door de hogere wynkoop hebben laten verleiden. Loef beval op 1561-11-02 rekening en verantwoording af te leggen door kerkmeesters en schepenen van Harenkarspel en Warmenhuizen, dus zowel van kerk- als van gemeentegoederen. De tegenpartij meende dat dit bevelschrift tegen de oude rechten indruiste en dat de baljuw alles via een gerechtelijke procedure het beveschrift kracht kon geven. De baljuw ging hierover procederen voor baljuw en leenmannen van Egmond. Doch vóór er vonnis gewzen werd, kwam men tot een accoord en werden de rekeningen over 1560 getoond. De baljuw hield zich echter niet aan het accoord, zodat eisers zich tot het Hof wendden. In het mandement van appel was eisers de clausule van inhibitie toegestaan. Verweerders protesteerden hiertegen

1562-09-23 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II Dossier 694
Jaartallenindex

akte houdende attestatie van de magistraat van Vere, betreffende verklaringen, op verzoek van Pieter Carbonnier, rentmeester, afgelegd door Rober Willemsz, pastoor van OLVr polder, Lieven Symonsz, schout van de parochie, Willem Adriaensz, schepen aldaar, benevens van klerk, schout, schepenen van Serooskerke, over de deplorabele economische toestand van de voors. polder, en over opmerkingen van mr Philips Grellet, voorganger van Carbonnier, daarover. Verder nog een akte dd Vere 1562-12-30, houdende attestatie van de magistraat, betreffende verklaringen, op verzoek van eisers: Marten Adriaen Martensz en Willem Adriaensz Brocke, mede namens andere pachters in OLVr polder benoorden Vere, afgelegd door Pieter Antheunisz Duyn e.a. als voren. Nog bijgevoegd: copie van een ake dd 1563-01-08 (1562) bevattende attestatie van notaris Marten Cock betreffende verklaringen afgelegd door Lambrecht Scyllinck, proost van het OLVrklooster en Adriaen van Domburg, poorter van Middelburg, over de armoede van de bewoners van de Polder bij Vere; een relaas van Laeuwerys Bouman, gezworen stadsbode die op 1571-05-15 Adriaen Luijcxen, dijkgraaf, en heer Robrecht [Willemsz ?] priester en kanunnik van Sandenburg, dagvaardt om voor een commisaris van de Grote Raad te verschijnen (dossier 694/4 sub Zc). Het proces wordt gevoerd tussen Willem Leynsz, molenaar, pachter van de windmolen in de OLVrpolder, die over de jaren 1558-1562 de pacht maar gedeeltelijk had voldaan aan Pieter Carbonnier, rentmeester. Tesamen met de ander pachters in de polder, tegen de curators van het sterfhuis van Max. van Bourgondië, markies van Vere

1563-05-14 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex

attestatie dd Twisk 14 mei 1563 van Broer Allertsz, oud-kerkmeester van Twisk en taxateur van de 10e penning van het jaar 1562, dat 33 jaar geleden door Willem Gerritsz van die Meer (gehuwd met Dieuwer Claesdochter), 3 ½ morgen in de Purwayde in de ban van Twisk zijn verkocht aan zijn neven Jan en Jacob, zoons van zijn zwager Claes Jansz Boender; 1563-08-30: schepenen van Abbekerk oorkonden dat Symen Wyertsz en Aryen Reynersz, schepen van Twisk, beiden oud-burgemeesters van Twisk, een verklaring hebben afgelegd omtrent "een lantboek" gemaakt op 1534-02-03 en bewaard in de kerk van Twisk, ondertekend door Pieter Gysbertsz [secretaris]. Gebruikt voor een proces tussen 1561-1564

1564 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 579
Jaartallenindex

prior van het klooster der Regulieren te Heiloo contra Willem Dircxz Bardes, schout van Amsterdam: Willem huurde op 1544-01-26 van Egbert Claesz, prior van het Regulierenklooster te Heiloo, een terrein met huis en boomgaard gelegen buiten Amsterdam aan de Amsteldijk. Op dit terrein stond het in 1532 afgebrande Reguliersklooster, de monniken waren na de brand in een klooster te Heiloo getrokken. In de huurovereenkomst was bepaald dat de huurder de sloten zou dempen en de boomgaard kappen op eigen kosten; hij behoefde dan 2 jaar geen huur te betalen. Verbeteringen aan de opstallen waren voor rekening van verhuurder. In een aanvullende overeenkomst werd bepaald dat een deel van het terrein dat nog voor 8 jaar verhuurd was, in 1552 voor 4 jaar aan Willem verhuurd zou worden. Aangaande het zich op dat terrein bevindend melkshuis werd bepaald dat het klooster alle reparatiekosten zou terug betalen indien de huurovereenkomst met Willem niet verlengd zou worden. De Amsteldijk van de Reguliersbrug tot het cleyne bruggeke zou op kosten van de huurder onderhouden worden. Na het beeindigen van de huurovereenkomst wsch. moeilijkheden. Bijgevoegd: a) huurovereenkomst 1544-01-26, b) aanvulling dd 1544-06-04, c) huurcontract dd 1559-01-17 waarbij de Reg. te Heiloo aan het Sint Jorishof te Amsterdam, "de dyckcamp", gelegen tussen de Amsteldijk en de Oude Reguliershof verhuurd wordt, ondert. door Cornelis Jansz, prior, en regenten van het St Jorishof, d) verklaring dd 1564-07-28 van regenten van St Jorishof dat zij eertijds het land vanaf de Amsteldyk tot de door Willem Dircsz gehuurde boomgaard van de Regulieren te Heiloo hadden gehuurd en de Amsteldyk langs hun land op eigen kosten hadden onderhouden

Claes Bodenz, Tymen Pietersz, Jan Claesz Pyl en Jan Jansz smit, regenten van het St Jorishof

1565-1566 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 598
Jaartallenindex

kerkmeesters van Leimuiden contra Jan Heynricsz van Lomele, pastoor van Leimuiden, Heynrick Jansz, schout van Rynsaterwoude en Willem Palesteijn, baljuw van Rijnland, als gevoegden. In 1556 sloten de kerkmeesters van Leimuiden een overeenkomst met Job Gerritsz, aangaande de vervulling van het kapelaanschap van Leimuiden. Hij zou tegen 47 gld per jaar en vrije huisvesting 3x per week de mis lezen, naast de missen op zon- en feestdagen, biecht horen en de jeugd onderrichten. De pastoor Jan Heinricksz die tevens een herberg dreef, vervulde zijn ambt niet zoals het behoorde: hij betrad soms dronken de preekstoel en was in 1563-1564 een heel jaar woonachtig in Monnickendam zonder een plaatsvervanger aangesteld te hebben. De kapelaan Job Gerritsz vervulde zijn ambt ook niet plichtsgetrouw, maar gaf zich meer over aan "vogelen, visschen en bouwwerck". De kerkmeesters ontsloegen hem daarom op 1565-01-23 en stelden Aelbrecht Maertensz, sub diaken van St Pancraskerk te Leiden, aan om de diensten te vervullen. De pastoor keerde naar Leimuiden terug en wilde de kapellaan op Pinksterzondag 1565 beletten het epistel te zingen. De kapellaan overstemde de pastoor. De pastoor trok toen zijn misgewaad uit en ging kwaad achter het altaar zitten, tot grote verontwaardiging van de gelovigen. Job Gerritsz weigerde zijn ontslag. Provisor en deken van Rijnland stelden 1565-05-09 kerkmeesters in het gelijk. De pastoor legde de zaak voor aan het Hof van Holland. Bij hem voegden zich de baljuw ende schout van Rynsaterwoude, aanvoerende dat de ontslagen kapellaan door hen benoemd was. Het Hof stelde hen [pastoor c.s.] op 1566-03-27 in het gelijk, waarop kerkmeesters in appel gingen bij de Grote Raad. Lijsten van inwoners en van getuigen te Leimuiden

Jan Mourijnsz en Cornelis Aelbrechtsz c.s, kerkmeesters van Leimuiden

1566-07-13 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 835
Jaartallenindex

Jheronimus van Serooskerke, rentmeester van Beoosterschelde, had in 1553 bij de request aan de vorst beweerd dat zijn oom Anthuenis van Berghen Hugensz aan zijn vader [Jacob van Serooskerke] had overgedragen ⅕ deel van de heerlijkheid St Annaland met ambachtsgevolgen. Dit had plaats gevonden bij overeenkomst met Franchois van Bourgondië, protonotarius (namens zijn broer Jacob van Bourgondië heer van Fallaix en heer van het resterende ⅘ gedeelte), op 1544-09-26. In mei 1553 stelde Charles van Bourgondië heer van Sommelsdyk hem ervan op de hoogte dat hij ook de opbrengst van het ⅕ deel door zijn rentmeester zou laten innen. Hij voerde enige argumenten aan voor zijn standpunt, doch de Grote Raad verwierp bij sententie dd 1566-07-13 het standpunt van Charles en veroordeelde hem in de proceskosten