2643 resultaten

1544-1558 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 454
Jaartallenindex

Gerrit van Liesvelt huwde in 1501 met Machtelt van Ruyven. Bij de huwelijkse voorwaarden werd bepaald dat Machtelt aan Gerrit een rente zou geven van 100 R. gld sjaars op twee huizen te Haarlem, eigendom van de moeder van Machteld. Zij vestigde zich te Schoonhoven. Na de dood van Machteld in 1524 gaf Gerrit van Liesveld aan elk van zijn vier zoons, Claes, Dirck Thomas en Cornelis, voor hun moederlijk erfdeel een rente van 20 R gld op deze 2 huizen te Haarlem. Toen Claes in het Carmelietenklooster ging, beloofde zijn vader deze rente aan het klooster te betalen. Verder zou na Gerrits dood een rente van 6 R gld worden betaald, maar slechts zolang Claes leefde. Hij verbond hiertoe ½ hoeve land te Graveland bij Liesveld. In 1534 gaf hij het klooster toestemming het erfdeel van Claes te bezwaren of te vervreemden, waarvan in 1535 een notariële akte werd opgemaakt. In 1538 overleed Claes. De rente over dat jaar werd niet meer betaald. Vervolgens stierven ook Gerrit en Dirck. Thomas in mei 1543, kinderloos. Daar Thomas nalatenschap zwaar met schulden belast was, vroeg Frans van Hoochstraten, een oom van Thomas, toestemming de erfenis bij beneficie van inventaris te mogen aanvaarden. Hij liet de crediteuren dagvaarden voor het Hof van Holland. Zij dienden hun vorderingen in bij de raadsheer Abel van Coulster, die op 1544-07-08 met de regeling was belast. Het klooster eiste preferentie voor de hoofdsom en de sinds 1538 vervallen termijnen van de rente van 20 R gld. Verweerders betwisten dit. Het Hof besliste 1545-11-24 ten gunste van het klooster. Eisers gingen nu in appel bij de Grote Raad. Zij voerden aan dat Thomas niet als enige de gehypothekeerde goederen had geeerfd. Gerrit van Liesveld was namelijk voor de 2e maal getrouwd. Zijn tweede echtgenote Emmeken kreeg ½ van de erfenis. Thomas ontving dus slechts ⅙ van de erfenis. Ca 1556 verkochten verschillende eisers hun vorderingen aan Pieter Pouwelsz, vroeger schout van Delfshaven. Proces tussen Steven Muyters Pietersz, schout van Gelkenes, Joris Willemsz, Aernd Jansz, waard in "de Paeu" te 's-Hage, Henrick Vranckenz, waard "in den Briele" te 's -Hage, Meynaert Pietersz, te 's-Hage, de weduwe en erfgenamen van Jan van Buren, inwoners van Schoonhoven en andere crediteuren van Thomas van Liesveld, contra het Carmelietenklooster te Utrecht. Akte van eis ingediend door: Aernt Jansz, waard in de Paeu, Henrick Vranckez, waard in den Briele, Machteld Jansdochter, waardin in de Wildeman, inwoners van den Hage, contra Thomas van Liesveld (vgl 1501-01-25, 1524-12-10, 1528-02-21, 1535-09-01, 1538-10-14, 1539-09-08, 1540-03-12, 1542-07-25, 1542-12-19, 1543-04-19 - 05-19, 1546-03-07, 1546-11-23, 1558-02-23 en 24)

1545-1546 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 450
Jaartallenindex

Gheryt Jansz van Catwoude, wonende te Muiden, contra heer Claes Henricsz, priester. Gherijt maakte aanspraak op een stuk land geheten "de Slurk", 3 morgen groot, gelegen te Muiden achter de parochiekerk. Dit land was volgens hem eigendom geweest van Aernt Jansz Lap. Na zijn dood vervallen aan zijn kleindochter Elisabeth, dochter van Thyman Claesz. Gedurende haar minderjarigheid had haar vader het vruchtgebruik. Heer Frans Splintersz, vicaris van het H. Kruis te Muiden, maakte aanspraak op een stuk land van Thyman, ter grootte van 3 morgen 2 hont. Dit geschil eindigde door een arbitrale schikking waarbij het vruchtgebruik van de Slurk werd overgedragen aan heer Frans, op voorwaarde dat deze zou afzien van zijn aanspraken op het andere stuk land. Na de dood van heer Frans zou het vruchtgebruik weer vervallen aan Thyman Claesz of zijn erfgenamen. Elisabeth trouwde met Gheryt Jansz voorn. die namens zijn vrouw aanspraak maakte op de eigendom van de Slurk en beweerde dat het vruchtgebruik was geeindigd. Daartegenover stelde heer Claes Heynricsz dat de patroonen van de vicarie van het H. Kruis, naar zijn zeggen de eigenaars, hem het vruchtgebruik na de dood van heer Frans hadden overgedragen. Volgens hem was Gheryt Jansz slechts pachter geweest en was deze pacht na de dood van heer Frans geeindigd. Heer Claes verwierf een mandement penaal van het Hof van Holland waarbij aan Gheryt Jansz werd opgedragen het land te ontruimen. Toen dit mandement geexecuteerd werd, ging Gheryt bij het Hof in beroep en diende op 1545-04-29 zijn grieven in. Op 23 mei stelde het Hof hem in het ongelijk. Hij ging in appel bij de Grote Raad

1545-1559 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 475
Jaartallenindex

deken en kapittel van St Marie te Utrecht contra: 1) inwoners van het gehucht "aen de Waver", 2) Jan Jansz, schout van Ouderkerk aan de Amstel, bij interventie, 3) magistraat van Amsterdam, bij voeging. In het gebied tussen de Amstel en de Waver waren stukken land ingedijkt waar hennep en raapzaad op werd verbouwd door inwoners van het gehucht "aen de Waver". Op grond van het keizerlijk placcaat van 1529-04-19 (Groot Placcaatboek I 1586-1589) moesten daarover tienden worden betaald. Eisers meenden hierop recht te hebben. Toen de inwoners van aen de Waver weigerden te betalen, werden deze rauwelijk voor het Hof van Holland gedaagd. De schout van Ouderkerk intervenieerde nu voor de inwoners daar hij ook recht op de tienden meende te hebben. Hierdoor werden de oorspronkelijke verweerders uit het proces genomen, doch wel werden zij onderworpen aan de uitspraak van het Hof, dat op 1548-03-05 (1547) eisers in het gelijk stelde. De Grote Raad bekrachtigde dit vonnis op 1549-03-30 (1548), waarbij echter inzake heffing van de tienden ten westen van de Waver aan eisers hun actie werd gereserveerd. Bij de schout voegde zich nu de stad Amsterdam, omdat zij op grond van de in 1529 gekochte ambachtsheerlijkheid van Nieuwer Amstel rechten had gekregen ten oosten van de Amstel in de ban van Ouderkerk. Hangende dit proces verkregen eisers een mandament penaal, waarbij aan de schout van Ouderkerk bevolen werd de tienden te betalen. Kwam voor het Hof dat op 1551-07-27 en 1559-07-31 uitspraak deed ten nadele van eisers en ten voordele van Amsterdam, waarop eisers in beroep gingen bij de Grote Raad (vgl 1268-07-21, Oorkb. Utrecht, 1550-01-28, 1551-09-24, 1553-08-18 en 19, 1560-03-08; zie ook dl VI dossier 549 over de jaren 1545-1562)

1545-1563 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 552
Jaartallenindex

Gerrit Willem Geerlofsz, inwoner van Stein bij Haestrecht, contra thesaurier der stad Gouda. In 1545 weigerde Gerrit pacht te betalen voor de door hem in 1538 gepachte Veerlaan in het land van Stein. Deze zou door de stad Gouda zijn aangekocht en vanaf 1503 aan de voorouders van eiser zijn verpacht. Schout en gezworenen van de heerlijkheid Stein verklaarden de eis van verweerders ongegrond (alleen voor twee aangrenzende akkers zou eiser pacht moeten betalen), waarop verweerders in beroep gingen bij het Hof. Arbitrage mislukte. Het Hof stelde 1559-04-06 Gouda in het gelijk, waarop eiser in beroep ging bij de Grote Raad

1547-1549 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 468
Jaartallenindex

Willem Dircsz, schout van Amsterdam, contra mr Anthonis Sonck Willemsz, schout van Hoorn. Claes Willemsz, broer van mr Anthonis, poorter van Hoorn, maakt in 1534 een testament, waarin hij zijn enige dochter Anna Claesdochter tot erfgename instelde. Bij haar evt kinderloos overlijden zouden de goederen aan de kant van de testateur terugkomen. In 1538 maakte Anna Claesdochter huwelijksvoorwaarden met Cornelis Jansz. In 1540 hertrouwde Claes Willemsz met Aechte Claesdochter. Bij hun huwelijksvoorwaarden werd bepaald dat, wanneer Claes zou overlijden voor zijn vrouw, zij uit diens goederen 800 Kar gld en haar kleren en sieraden zou krijgen. Nog in 1540 overleed Claes en in 1547 overleed zijn dochter Anna kinderloos. Mr Anthonis Sonck eiste voor het gerecht van Hoorn van Cornelis Jansz de goederen die Anna van haar vader geerfd had, daar hij zich als enige erfgenaam beschouwde. Van de goederen die niet tot de nalatenschap van haar vader hadden behoord, eiste hij de helft. Het gerecht van Hoorn wees zijn eis af. Mr Anthonis bracht de zaak voor het Hof, dat op 1549-06-08 de uitspraak van schepenen van Hoorn vernietigde. Intussen was Cornelis Jansz overleden en had tot universele erfgenaam ingesteld Willem Dircsz, schout van Amsterdam, die het proces voortzette. Willem Dircsz ging in appel bij de Grote Raad op 1549-06-15. Hij beriep zich op een mutueel testament dat Anna en haar man in 1542 hadden gemaakt en in 1547 voor notaris en getuigen lieten bevestigen: De overlevende zou alle goederen krijgen. Verder zou Claes Willemsz zijn testament uit 1534 teniet gedaan hebben door zijn huwelijksvoorwaarden in 1538 etc. 1) Notariële akte dd 1534-07-05: testament van Claes Willemsz, met akte van approbatie voor het Hof van 1534-07-13, gepasseerd te Hoorn; 2) huwelijksvoorwaarden dd 1540-03-24 voor schepenen van Hoorn tussen Claes Willemsz en Aechte Claesdochter; 3) 1548-08-17: eis ingesteld door Pieter Woutersz, broer van Anna's moeder, tegen Cornelis Jansz, bij het gerecht te Hoorn; 4) vonnis van het gerecht te Hoorn dd 1549-09-25 waarbij aan Pieter Woutersz worden toegewezen ½ van de goederen die Anna van haar vader geerfd heeft; 1538-08-21: attestatie van schepenen van Hoorn betreffende de huwelijksvoorwaarden van Cornelis Jansz en Anna Claesdochter

1547-1549 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 694
Jaartallenindex

Adriane van den Brasse, weduwe van Joris van den Bruijl, inwoonster van Diksmuide, contra het klooster van de 3e orde van St Franciscus genaamd St Katlynenberg te Oosterwyk. Op 1514-08-25 vermaakte Joesken Spierinck Jansdochter, non in genoemd klooster, daaraan al haar goederen, o.a. 2 percelen land, één van 2 en één van 3 morgen, gelegen te Baardwijk. Op 1514-10-29 doen de naaste verwanten van Joesken, Anthonis Jacobsz van den Brasse, vader van Adriana, Anthonis Henrick Bloetensz, Jan Block e.a, erfgenamen van Joesken, afstand van hun aanspraken op dit land. Toen zij later hierop terug wilden komen, werd met het klooster overeengekomen dat dit de 5 morgen na de dood van Joesken aan haar naaste verwanten zou teruggeven. Joesken stierf in 1536. Haar enige erfgenaam was Anthonis van den Brasse, die melaats was, en dus geen moeite deed om de nalatenschap op te eisen. Hij overleed enige tijd na Joesken. Zijn enige erfgenamen waren eiseres en haar zuster Catharina [! zijn kinderen]. Deze laatste stond haar actie af aan eiseres. Adriana eiste de 5 morgen op voor het Hof van Holland doch kreeg ongelijk (1548-06-01). Zij ging in appel bij de Grote Raad (vgl 1514-10-29)

1547-1558 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2787
Jaartallenindex

Wessel van den Boetzelaer, heer van Asperen en Langerak, contra de Procureur-Generaal, namens de Staten van Holland. De heerlijkheid Asperen was ca 1460 in bezit van Aernt Pieck van Beest en Rutger van den Boetselaer. Op 1461-01-19 werd ½ van Arent Pieck door hertog Philips geconfisqueerd. Op 1481-05-29 schonk Maximiliaan de heerlijkheid aan Wessel van den Boetselaer, zoon van Aelburg v.d. Boetzelaer, die reeds de andere helft bezat. In september 1547 klaagden eisers bij de keizer dat men in hun gebied begonnen was met de inning van de 10e penn. en andere belastingen. Zij beriepen zich erop dat zij vrij waren van Hollandse beden, omdat de heerlijkheid buiten de Hollandse grenzen lag. Het navolgende proces raakte in 1549 interrupt. In juli 1554 beklaagden eisers zich wederom wegens attempten. Verweerders zeggen dat de heerlijkheid Asperen in Holland ligt: dit blijkt uit de schenking van 1481-05-29 en omdat Rutger op 1528-03-30 in proces was met de Procureur Generaal, omdat hij regalia zou hebben geusurpeerd, waarbij hij voor het Hof van Holland ermee accoord ging dat de keizer als graaf van Holland zijn regalia te Asperen uitoefent. Het beroep op de oorkonde van 1314 ging niet op, want de toestand was sinds 1460 rechtens gewijzigd. De Grote Raad heeft eisers klacht van 1554 waarschijnlijk verworpen

1549-1559 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 474
Jaartallenindex

proces over de aanwassen van het Naardermeer. Domproost en kapittel van Oudmunster te Utrecht contra 1) mr Dirck Berentsz voor zichzelf e.a. geerfden, mr Heynrick Claesz Barch voor zichzelf en als pater van het convent van de H. Maria te Naarden, alsmede namens anderen; Cornelis Claesz als pater van het convent te Oude Naerden; Pieter Potter, Reyner Rutgersz, burgemeester van Naarden, en vele anderen; 2) Cornelis Buyck, burgemeester van Amsterdam, als gasthuismeester van St Pietersgashuis aldaar; Pieter Codde, huiszittenmeester aldaar, de Regulieren te Heiloo, de prior van het Karth. klooster bij Amsterdam c.s; de ingelanden van Uitermeer (tussen Weesperkarspel en Naerden). Beide groepen verweerders bezaten delen van het overgebied van het Naardermeer. T.a.v. de aanwassen aldaar rees in 1549 een geschil tussen eisters en verweerders voor het Hof van Holland. De domproost beriep zich op een schenking door keizer Otto in 953 gedaan. Het is niet duidelijk wie eiser was toen het proces voor de Grote Raad werd voortgezet (na 1552). In 1559 werd er tussen partijen met succes bemiddeld (zie 1559-08-17)

1552-01-27 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 608
Jaartallenindex

Nicolaas Cretijck contra Jeronimus van Serooskerke, heer van Mormont, Welland, Aelst. In een geschil tussen partijen over de verkoop van land onder Ossendrecht, beslisten arbiters dat verweerder aan eiser 2200 gld moest betalen minus hetgeen hierop al betaald was. Eiser zou verweerder alle acties die hem uit hoofde van dit land toekwamen, cederen. Bij nadere interpretatie van de sententie bepaalden de arbiters dat slechts de acties die bedoeld waren die eiser vanwege 100 gemeten land die zekere mr Jacob van der Beke en Adriaen van Goorle op hun eigen kosten voor hem zouden bedijken; en dus niet vanwege de andere 100 gemeten die van der Beke en van Goorle zouden mogen behouden volgens afspraak, wanneer zij het gehele gebied van 200 gemeten zouden hebben bedijkt, volgens contract met eiser dd 1552-01-27. Aanwezig: a) sententie door arbiters (raadsheren in de Grote Raad) uitgesproken (geen datum genoemd), b) interpretatie dd 1556-11-12 door dezelfden aan de voorgaande arbitrale uitspraak gegeven

1552-06-28 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 594
Jaartallenindex

Jacop Campe, echtgenoot van Anna (of Isabella) van der Vere; Jan Symonsz, secretaris van Vere, echtgenoot van Charlotte van der Vere; mr Roelandt de Pottere, echtgenoot van Isabella (of Anna) van der Vere, contra Gaulthier Boele, baljuw van Hulst. De echtgenotes van eisers, dochters en erfgenamen van Hendrik van der Vere, baljuw van Domburg, en Dorothea van Scheinghen, zuster van Joos van Scheingen, maakten aanspraak op verdere uitbetaling van een rente van 6£ sjaars die hun moeder gedurende 30 jaren van haar broeder Joos had ontvangen. Verweerder was van mening dat de rente niet erfelijk was. Eisers gingen voor het gerecht van Heinkenszand procederen ter executie op een stuk land van 4½ gemet, genaamd "de Zuutsack". Zij kregen een vonnis in hun voordeel, waarvan verweerders in appel gingen. Aanwezig zijn: a) copie van huwelijksvoorwaarden dd 1520-01-31 voor schepenen van Heinkenszand tussen Witte Wittensz van Haemstede en Anna Scheinghen, dochter van Jacob Scheinghen en Margriet van Domburg en zuster van Dorothea van Scheinghen, gesloten; b) katern met extracten uit de rekeningen van Joos van Scheinghen over de jaren 1545-1549, betreffende renten betaald aan zijn zusters Agatha, Barbele, Dorothea en Jacopmine; c) copie van de akte 1532-10-16 waarbij Hendrik van der Vere verklaart 6£ als rente te hebben ontvangen, die Joost van Scheingen aan Dorothea bij haar huwelijk had geschonken; d) katern met o.a. copie van akte 1552-06-28 waarbij Jan Symonsz protesteert tegen het feit dat de erfgenamen van Joost van Scheinghen de betaling van de rente van 6 £ hebben gestaakt; e) mandament dd 1553-07-21 van de keizer aan de deurwaarder om aan de zusters en zwagers van Joos van Scheinghen op te dragen hun lastercampagne tegen verweerder te staken en hun evt acties binnen 2 maanden in te stellen bij het gerecht van Hulst (vgl 1554-04-29)