ghore | grave | groen | groet | grone | groot | groten | grove | gruter | begrepen | benoemen | beriepen | beroepend | beroupen | berselen | raadt | raam | raas | rad | rade | raet | rage | ramp | rase | raso | machelen | macheren | mechela | mechele | mechen | mechlen | mechtelen | megchelen | meppelen | metelen | meubelen | heiland | hofland | hogeland | hollande | hollander | hollandia | hollandie | hollant | hoogland
199 resultaten
1474-04-30 |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl II dossier 147/1 sub d
Haarlem Algemeen
de stad Haarlem verkoopt aan Claes Meeusz, man van Aechte Vranck van Diemensdochter, en zijn dochter Mariegen, een lijfrente van 2 £ sjaars (vgl 1483-01-24)
1484-02-20 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 156
Jaartallenindex
attestatie van de leenkamer inzake het vestigen van een rente op enige landerijen bij Leiderdorp door Floris van Alkemade tbv zijn dochter Beatrijs, leen van Holland. Op 1484-02-26 bekrachtigd door de aartshertog
1487-1489 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131
Jaartallenindex
Jacob van Alkemade contra Beatrys van Alkemade, vrouw van Jan van Heemstede. Jacob stelt dat hij zijn vader Floris van Alkemade is opgevolgd in een leen van 8 morgen land te Leiderdorp, leen van Brederode. Nadat hij jaar en dag het leen ongestoord bezeten had, en er een steenoven op gebouwd werd, eiste Beatrys het leen op daar zij het van haar vader Floris bij diens leven ontvangen had. Bovendien stelt zij dat Jacob geen recht heeft op het leen, daar hij zich bij de rebellen gevoegd heeft. Het Hof van Holland beveelt sequestratie van het leen, waarvan Jacob in beroep gaat (vgl 1441-02-17, 1474-05-27, 1488-03-10, 1482-12-03, 1485-11-04, 1487-07-28, 1487-08-02)
1493 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 156
Jaartallenindex
Beatrix Florisdochter van Alkemade had ter gelegenheid van haar huwelijk met Jan van Heemstede van haar vader Floris van Alkemade als huwelijksgift een rente op enige landerijen te Leiderdorp (grafelijk leen) verkregen. Na Floris dood gingen de landerijen op zijn zoon Jacob over en na diens dood erfde Beatrys het bezit ervan, met consent van de Roomskoning en de aartshertog. Enige tijd later werd zij echter in het bezit van de landerijen gestoord door Johanna [Florisdochter van Alkemade] en haar man Hughe van Hoochstraten, die beweren dat de goederen tijdens het leven van Jacob waren geconfisqueerd, omdat deze zonder toestemming van de aartshertog klei uit de grond had laten graven om er stenen van te maken. Het geconfisqueerde land zou toen aan verweerders door de aartshertog geschonken zijn. Op grond van hun beweringen wisten Johanna en Hughe brieven te verkrijgen, waarbij Beatrys werd gelast om de landerijen te ontruimen. Een deurwaarder executeerde deze open brieven met behulp van Jehan van Alphen, een pachter van Hughe van Hoochstrate. Zowel tegen het verlenen van de open brieven als de executie ervan gaat Beatrijs in beroep bij de Grote Raad. Zij voert aan: 1) Jacob heeft geen klei laten graven uit grafelijke leengrond, maar uit leen van de heer van Brederode, met diens consent; 2) Beoogd werd geen verslechtering docht verbetering van de grond, omdat hij daarmee een huis heeft laten bouwen; 3) hij is dan ook nooit veroordeeld tot verlies van het leen, en er werd geen bezwaar gemaakt toen appellante hem na zijn dood in het leen opvolgde; 4) daar Jacob gestorven is, kan hij niet meer vervolgd worden; 5) een eventuele confiscatie van het leen zou de rechten van appellante op de rente door haar vader te haren behoeve gevestigd niet aantasten. Een beroep van verweerders op het feit dat het betreffende goed door Jacob met wie Johanna getrouwd zou zijn geweest als weduwen gift zou zijn gegeven, wordt door appellante als niet ter zake doende afgewezen. Het proces gaat over de vraag of de goederen al dan niet geconfisqueerdzijn
1479-09-04 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 100
Jaartallenindex
(datum van de sententie) 1) Johan van Heemstede (appellant) contra Hof van Holland (geappelleerde) en Willem Dieric en Pieter Jehansz le Coustre (of Coistre) geintimeerden; 2) de magistraat van Harlem contra Johan van Heemstede. Twee zaken nauw met elkaar verbonden. De 1e zaak speelt zich af ca 1474 en betreft een geschil tussen Johan van Heemstede ter ener, en Willem Dieric en Pieter Jehansz le Coistre, anderzijds, over gelden die de moeder van Jehan van Heemstede hun schuldig zou zijn (aan Willem Dieric huurschuld). Met machtiging van schepenen van Haerlem lieten zij beslag leggen op enige van zijn goederen, waarover hij beklag deed bij het Hof van Holland. Ambtelijk moest Jan intussen naar Mechelen waar de hertog zich bevond. Tijdens zijn afwezigheid liet zijn eigen procureur hem in gebreke stellen, waarna het Hof de zaak naar het gerecht van Haarlem verwees, en Jan in de kosten veroordeelde. Deze werden buiten Jan om geexecuteerd om 3 weilanden die hem toebehoorden en veel meer waard waren. Jan ging bij de Grote Raad in appel. De Grote Raad verbood verdere handelingen, toch ging Dirc de Potter, procureur van de tegenpartij, als coper van de drie stukken weiland ["de Schietcamp"] er toe over om de bomen om te hakken en de grond aan ongunstige individuen in huur te geven. Hij droeg de grond toen over aan zijn broer Philips de Potter. Onenigheid hierover met Jan, waarme de schepenrechtbank van Harlem, waar Dirk de Potter lid van was, zich mee bemoeide. Deze liet het huis en de goederen van Heemstede in beslag nemen. Jan ging hiervan in beroep bij de Grote Raad. De magistraat van Haarlem ging ook daar in beroep en eiste verwijzing naar het Hof van Holland. Haarlem zegt dat Dirk de Potter de grond door hem gekocht was van zekere Thomas Rombout, een andere schuldeiser van Jan; 2) stukken betreffende het geschil tussen de magistraat van Haarlem en Johan van Heemstede, thans baljuw van Kennemerland (± 1478) [niet belangrijk]
1485-11-04 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/3
Jaartallenindex
Walraven van Brederode beleent Beatrys van Alkemade met 8 morgen land te Leiderdorp (vgl 1482-12-03, 1487-07-28)
1487-07-28 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/3
Jaartallenindex
Willem van Bosschuysen, baljuw van Rynland, verklaart dat naar aanleiding van een klacht van Beatrys van Alkcmade, een zekere Jan Wybrantsz van Schagen voor hem heeft terechtgestaan wegens het laten grazen van zijn koeien op 8 morgen land te Leiderdorp, zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen (vgl 1485-11-04, 1487-08-02, 1487-1489)
1487-08-02 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/3
Jaartallenindex
schepenen van Leiden oorkonden dat Jan Oem van Wyngaerden, baljuw van Kennemerland, Willem van den Woude en Dirck van Ryn, voor hen onder ede hebben verklaard dat Beatrys van Alkemade, de 8 morgen land te Leiderdorp, voor 3 jaar aan Pieter Aertsz heeft verhuurd (vgl 1487-07-28)
1488-03-10 (1487) |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 131/1
Jaartallenindex
Walraven van Brederode beleent Jacob van Alkemade na dode van Floris van Alkemade met 8 morgen land te Leiderdorp. Daar Walraven's zegel niet aanwezig is, bezegeld met het zegel van Yolente van Lalaing, weduwe van Brederode. Eodem die geeft Walraven 3 morgen van de 8 morgen aan Jacob van Alkemade in eigendom (vgl 1474-05-27 en 1487-1489)
1493-1499 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 185/I
Jaartallenindex
Jan van der Does contra de vrouwe van Wassenaer als voogdes over haar zoon. Betreft korentienden in de ambachtsheerlijkheid van Oost Barendrecht waarover Jan van Wassenaer ambachtsheer, maar op welke tienden Jan van der Does eveneens aanspraak maakte, omdat hij van de St Paulusabdij rechten hierop had verkregen. Toen Jan van Wassenaer enige ondergelopen stukken land in die gebied aan enige personen aanbesteedde, die deze stukken indykten tot een nieuwe polder, de Zydwinde, gaf hij hun toestemming om voor 10£ gr Vls sjaars de korentienden in de nieuwe polder voor zekere tijd af te kopen. Na een dykbreuk waardoor de ingelanden grote schade hadden geleden, werd dit bedrag tot 6£ verlaagd. Op beide overeenkomsten gaf het Hof van Holland willige condemnatie. Van der Does had het geschil over de tienden inmiddels bij het pauselijke hof te Rome aanhangig gemaakt en vorderde van de ingelanden betaling van de tienden. Hiertegen komt Jan van Wassenaer en na zijn dood diens weduwe voor haar minderjarige zoon op en brengt de kwestie voor het Hof van Holland. Dar wordt aan Jan van der Does als advocaat toegewezen mr Frans Coebel die tevens advocaat van t gemeen land is en derhalve vaak afwezig. Toen Jan van der Does op weg was naar zijn raadsman in het land van Cleves en ook mr Coebel afwezig is, bracht de weduwe het Hof van Holland ertoe tegen van der Does verstek te verlenen, omdat deze nog steeds zijn schrifturen niet had ingediend. Van der Does verkrijgt echter van de aartshertog op zijn request civil consent zijn schrifturen als nog in te dienen. Mandement dd 1493-09-26 houdende verbod om tijdens behandeling door het pauselijke hof iets tegen Jan van der Does te ondernemen. Getuigen verhoren dd 1499-07-13 en 14