ghore | grave | groen | groet | grone | groot | groten | grove | gruter | begrepen | benoemen | beriepen | beroepend | beroupen | berselen | raadt | raam | raas | rad | rade | raet | rage | ramp | rase | raso | machelen | macheren | mechela | mechele | mechen | mechlen | mechtelen | megchelen | meppelen | metelen | meubelen | heiland | hofland | hogeland | hollande | hollander | hollandia | hollandie | hollant | hoogland
268 resultaten
1531-1534 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 359
Haarlem Algemeen
Jan Dupondt, wonende te Haarlem, contra jvr Anna van Noordwyk weduwe Gysbrecht van Duvenvoirde, Bouwen de Weent, wonende te Haarlem e.a. Aelbrecht de Weent dreef samen met zijn vrouw Maritgen Florisdochter handel in lakens. In de jaren 1520 deden zij slecht zaken, daar debiteuren hun schulden niet voldeden, en ook door de inflatie leden zij een paar grote verliezen. Een van de voornaamste schuldeisers was Kaerl Lyxels of Lychels, koopman te Antwerpen. Jan Dupondt, neef van Maritgen, bouwen de Weent en Armgardt Spykers stelden zich borg voor Aelbrecht met als onderpand het huis van Maritgen te Haarlem en een stuk grond dat zij bezat te Velsen. Het Hof van Holland besliste op verzoek van Jan Dupondt dat de hiervan opgemaakte acte van condemnatie (1528) zou worden geexecuteerd, met instemming van Maritgen. Intussen eiste Joost Cornelisz, lakenleverancier, voor het gerecht van Haerlem de contrabrief op die hij aan Aelbrecht had gegeven, waarin hij beloofd had de koopbrief met betrekking tot vrije koop van het in onderpand gegeven huis aan Aelbrecht terug te geven, zodra de schuld was voldaan. Het gerecht van Haarlem veroordeeld in 1529 Aelbrecht tot het inleveren van de contrabrief. Aelbrecht ging hiertegen in beroep bij het Hof, dat een accoord tot stand bracht. Intussen had Joost Cornelisz het huis en erf reeds verkocht aan Anna van Noordwijk. Ook de andere crediteuren begonnen zich te roeren en Aelbrecht en zijn vrouw vreesden langdurige gijzeling. Zij vroegen en verkregen van de vorst brieven van cessie: afstand van hun bezittingen tbv crediteuren. Na de dood van Aelbrecht (tussen April 1530 en Januari 1531) liet Jan Dupondt de acte van condemnatie executeren. Koper van het huis en erf werd Barwout Willemsz. Tussen Jan Dupondt enerzijds en Bouwen de Weend, Jacob van den Bosch, Anna van Noordwyk e.a, anderzijds, rees een proces voor het Hof van Holland ter zake van de executie van de acte van condemnatie
1505-01-24 (1504) |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl IV dossier 316/3
Haarlem Algemeen
kwitantie van Gerrit van Warmond, die van Jan Benning geld heeftontvangen ter zake van de erfenis van Gerrit Claesz (vgl 1500-04-30, 1505-06-22, 1520-1529)
1505-06-22 |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl IV dossier 316/3
Haarlem Algemeen
kwitantie van broeder Jan Claesz, rector van het Zylklooster te Haarlem, die van Margriete als moeder van Ymme dochter van Gerrit Claesz van Westsanen, non in genoemd convent, voor een som geld (vgl 1505-01-24, 1506-08-05, 1520-1529)
1520-06-03 |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl IV dossier 316/4
Haarlem Algemeen
de magistraat van Haarlem oorkondt op verzoek van Willem Benninck een getuigen verklaring waaruit blijkt dat Jan Benninck en Kerstant Willemsz gedurende 4 jaar na de dood van Margriet gezamenlijk het door haar nagelaten huis hebben bewoond als zij daar vertoefden (vgl 1506-11-03, 1520-10-09, 1520-1529) [Claes Benninck x Margriet, stierf 1509 in Haarlem, hieruit: Jan Benninck Claesz x ....., hieruit: Willem, woont te Amsterdam en nog een broer en zuster; Margriet x 2e: Gerrit Claesz van Westsanen, hieruit: Ymme en Geertruid x Willem Kerstantsz, hieruit: Kerstant Willemsz, stierf kinderloos]
1489-05-22 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 316/1 sub b
Haarlem Algemeen
schepenen van Haarlem oorkonden de huwelijkse voorwaarden tussen Willem Kerstantsz en Geertruid Gerritsdochter (dochter van Gerrit Claesz van Westsanen en Margriet, weduwe Claes Benninck) (vgl 1497-09-07, 1520-1529)
1500-04-30 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 316/3 sub E
Haarlem Algemeen
schuldbekentenis van Gerrit Claesz [van Westzaanden] aan gasthuismeesters van St Elisabethsgasthuis, terzake van 40 R gld van 40 gr, te betalen voor een prebende, die hij voor zijn neef Gerrit Symonsz had gekocht (vgl 1497-09-07, 1505-01-24, 1520-1529)
1531-08-20 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 359/8 sub J
Haarlem Algemeen
schepenen van Haarlem oorkonden dat Anna van Noordwyk, Bouwen de Weendt, Armgard Spyckers en haar man volmacht geven aan Willem Pietersz om voor hen als hun procureur op te treden tegen Jan Dupondt (zie 1531-1534)
1521-1523 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 356
Jaartallenindex
Jan bastaard van Essche contra Hillegond van Alckemade, weduwe van heer Cornelis Croesinck, ridder, en erfgenamen, Barbara Croesinck weduwe Loys Quarre [of Carre] en erfgenamen, Jacob Croesinck heer van Benthuysen en ambachtsheer van Zoeterwoude. Jan zich noemend bastaard van mr Claes van Essche, beweerde een zoon te zijn van Ursula Croesinck (stierf 1491) echtgenote van Hendrik Zwaeff. Genoemd echtpaar had één wettige zoon, Charles die Zwane (stierf ± 1509). Jan van Essche die van de keizer open brieven had verkregen, eiste van de familieleden een deel van de resp. erfenissen op: nl ½ van de nalatenschap van zijn moeder en de gehele nalatenschap van zijn halfbroer. In het proces dat ca 1520 voor het Hof gevoerd wordt, beweert eiser dat volgens een o.a. in den Hage geldende costume "een overwonnen bastaard" gerechtigd is tot de erfenis van zijn moeder en van zijn broers of zusters. Verweerders stellen, dat er niet het minste bewijs is aangevoerd dat eiser een zoon van Ursula Croesinck is; bovendien ontkennen zij het bestaan van de door eiser genoemde costume. Zij stellen dat een zoon geboren uit "ex coitu adulterio et damnato" niet de rechten heeft van wettige kinderen op de goederen van hun moeder. In het dossier bevinden zich dl I sub 1 de huw. voorw. in 1472 gesloten door Hendrick de Zwaeff en Ursula Croesinck voor notaris Arnoldus de Stratis. Sub f: procuratie te Mechelen dd 1522-08-25 van de weduwe van Loys Quarre op Vincent Cornelisz
1522-1523 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 315
Jaartallenindex
Jacop Pietersz en Gheryt van Berkenroede namens hun echtgenoten als erfgenamen van wijlen Jan Jansz, rentmeester en burgemeester van Gouda, als voortzetter van het proces van hun vader contra Jacob Gerytsz e.a. ingelanden in de ban van Roozendaal (tussen Haestrecht en Oudewater). Jan Jansz heeft namens de koning en krachtens een overeenkomst tussen hem en de ingelanden in 1509 gesloten, de tienden van het gewas (koren, hennep e.a.) dat werd verbouwd in de ban van Rozendaal geheven. In 1520 weigerden de ingelanden hem de tienden te betalen, op grond van een koninklijk placcaat van 1520. Jan Jansz daagde hen voor het Hof, doch verloor en ging in beroep bij de Grote Raad. Na zijn dood zetten zijn schoonzoons het proces voort (vgl 1473-04-11, 1492-12-31, 1510-01-09)
1525-1531 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 351
Jaartallenindex
Jan Jansz Bisscop, poorter van Delft en Cornelis Bouck, poorter van Vere, contra prior en convent van St Cecilia te Leiden. Grootmoeder Lelie x 1) mr Willeboert Cornelisz, x 2) Jan Willemsz Bisscop, ex 2): 1) Clara Bisschop x Cornelis Bouck of Bock, 2) Pieternella x Staes de Ville, 3) Jan Jansz Bisschop, poorter van Delft. Uit het huwelijk van Pieternelle x Staes de Vile waren twee dochters Marycken en Willecken, die ca 1519 door hun grootmoeder Lelie in het St Ceciliaklooster te Leiden gebracht werden. Zij zelf, haar schoonzoon en haar zoon sloten met de pater Andries Sandyck een overeenkomst, dat na Lelie's dood haar kleindochters 80£ Vls zouden ontvangen, zonder verder aanspraken op de boedel. Toen Lelie in financiële moeilijkheden raakte, ging zij zelf ook in genoemd klooster, zonder daarvoor te betalen. Toen de kleindochters professie hadden gedaan, werd het in Vere in 1519 opgestelde contract vervangen door een nieuw te Leiden, waarvoor zij haar goed in onderpand gaf. In een schepenbrief van Serooskerke dd 1518-11-28, nog voor haar kleindochters in het klooster gegaan waren, had Lelie aan het convent een huis (boerderij) met grond in Serooskerke alsmede een stuk land in Vrouwenpolder geschonken. Als vergoeding voor de verpleging vermaakte zij aan het convent al haar roerende goederen (1522-07-10). Zij overleed 1524-03-09. Jan Bisschop en Cornelis Bouck lieten door de magistraat van Vere beslag leggen op alle renten op land dat het convent op Walcheren bezat. Zij voerden aan dat het huwelijk ontbonden was te Leiden, en dat de zaak dus daar moest worden berecht. Voor het Hof van Holland rees een geschil: Jan en Cornelis eisten dat het convent de nagelaten goederen niet zou verkopen maar aan de twee wezen [wie ?] overdragen. Het Hof stelde het convent in het gelijk, en eisers gingen in beroep bij de Grote Raad. Bijgevoegd schepenbrieven: 1) van Serooskerke dd 1518-11-28 betreffende Lelie's schenking van grond, 2) van Vrouwenpolder dd 1518-11-30 waarin Lelie ruim 6 gemeten aan het convent schenkt, 3) van Vere dd 1519-06-08 betreffende de overeenkomst waarbij het klooster 80£ Vls ontving [!], 4) van Leiden dd 1522-07-10 betreffende Lelie's testament, 5) van Vere dd 1512-03-25 verkoop van een deel van de bieraccyns, in verband met verkoop van erfelijke losrenten aan Henrick Cornelisz, 6) 1512-10-15, akte van Henric Cornelisz betreffende de verkoop van de genoemde losrenten aan mr Willeboert Cornelisz, 7) schepenbrief van Leiden betreffende schenking door Lelie van o.a. bovengenoemde 3 brieven en de onderhavige biref, 8) 1521-05-24: testament van Lelie