404 resultaten

1560-09-10 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 557
Jaartallenindex

Jan Verins [Verius ?] namens de bezitter van een vicarie in de Grote Kerk te Haarlem contra: Jan Clemensz, de pastoor van den Haag, de weduwe Heyn Bugge uit Delft, jvr Diguna Hypolitus, weduwe Jan Heynricsz, het St Lucasgilde, de weeskinderen van Hardingsveld, Maerten Deym Jorisz, jonge Jan Sasbout, brouwer in Delft, Marcelis Adriaensz, Jan Sasbout de oude uit Delft en het St Yvogilde, allen crediteuren van de deurwaarder Hendrik Adriaensz. Op 1559-12-01 werd op verzoek van eiser, het huis "in den Eenhoorn" in de Hoochstraat te 's-Gravenhage, eigendom van de inmiddels overleden deurwaarder Heynrick Adriaensz, wegens wanbetaling in het openbaar verkocht. Eiser had een speciale hypotheek op dit huis. Voor het gerecht van den Haag ontstond tussen eiser en andere crediteuren een proces over de verdeling van de opbrengst van de openbare verkoop. Op 1560-09-10 deed het gerecht van den Haag uitspraak. Allereerst zou Verins zich voor enkele vorderingen bij voorrang kunnen verhalen, na hem verweerders, in de bovengenoemde volgorde. Enkele vorderingen van Marcelis Adriaensz, het St Yvogilde, Jan Verins en Maerten Deym Jorisz werden niet geprefereerd

1561-06-20 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex

akte dd Abbekerk, houdende attestatie van schepenen betreffende verklaringen van Jan Reymersz van Twisk en Lysabeth, weduwe van Jacob Claesz Boender, omtrent de getuigenis van Claes Jansz Boender van 1557-01-20, waarin Claes Jansz Boender verklaart dat zijn zwager Willem Gerritsz van die Meer [gehuwd met Dieuwer Claesdochter] in zijn tegenwoordigheid 3½ morgen land in "de Purwayde" in de ban van Twisk verkocht heeft aan zijn zonen Jan en Jacob Claesz Boender; 1561-12-04: schepenen van Abbekerk oorkonden dat Pieter Gerritsz, schepen van Abbekerk en Pieter Gysbertsz, secretaris van Abbekerk, een verklaring afleggen omtrent het op 2 juni 1561 te Abbekerk gesloten accoord waarbij partijen overeenkwamen het proces voor het Hof af te breken en arbiters te benoemen; 1562-10-15: attestatie van Willem Jansz en Willem Jacobsz uit Twisk, die verklaren dat op 20 juni 1561 ten huize van Machtelt, weduwe van Jan Claesz Boender te Abbekerk, door arbiters uitspraak is gedaan (vgl 1563-05-14 en 1561-1564)

1561-07-08 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 565
Jaartallenindex

Willem van Brederode, baljuw van Amstelland en Waterland, stelt als arbiter de grenzen tussen Gooiland en Loosdrecht vast, op bevel van het Hof van Holland; 1561-08-05: schepenakte te Loosdrecht, houdende attestatie in zake het verblijf van herders en hun schapen op Loosdrechts gebied. Proces: Bestuurders [!] van Gooiland contra Wouter van Mynden als ambachtsheer van Loosdrecht

1561-07-14 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 563
Jaartallenindex

attestatie te Gorinchem waarin Herberen Willemsz van Haulinghen [Houwelingen] uit Gorinchem, Dirck Gerritsz uit Hardingsveld en Eelken Cornelisdochter uit Gorinchem, weduwe van Cornelis Gheritsz en vroeger woonachtig in Hardingsveld, verklaren Maritghen die Hoghe, natuurlijke dochter van Jacob van Wena, en halfzuster van wylen Jan van Wena, goed gekend te hebben, waarbij Dirck en Eelken aantekenen land aan de Bylresteeg in Hardingsveld te hebben gehad zonder ooit iets te hebben gehoord over een rente van 1¼ Engelse Eduw. nobel, die daarop zou rusten. Verklaart Adriaen Heynricsz van Strien uit Peursum, die vroeger bij de heren van Giesenburg heeft gewoond, dat zowel Jacob als zijn vader Frans van Wena, de akte zonder waarde achtten: zij hadden de brief "gecancelleert wesende met eenen barnpryem" weggegooid. Zij beschouwden de brief overigens als een slaper, ondert. notaris Jasper van Voern; 1561-10-29: attestatie te Papendrecht, waarin Marigen Claesdochter molenaer en Marigen Woutersdochter verklaren dat Maritgen die Hoghe Jacobsdochter [= bastaarddochter van Jacob van Wena] gewoond heeft in Dordrecht, naast Marigen Claesdochter in de Marienbornstraat; dat Maritgen die Hoghe zeven jaar geleden is overleden en begraven ligt op het nieuwe kerkhof binnen Dordrecht; 1561-12-16: attestatie te Hardingsvelt, waarin Jan die Potter Reynertsz uit Werkendam, die vroeger samen met zijn oom Aellert Dirricksz die Hoghe en diens vrouw Maritgen in Hardingsveld woonde bij de Bilresteeg, en Dirck Gheritsz uit Hardingsveld, verklaren nooit over een aanmaning tot betaling van 1¼ nobel te hebben horen spreken, ondert. J. Boonsen; 1561-1562: poogt Engelbert van Heeckeren, afkomstig uit Deventer, en gehuwd met Christina, weduwe Jacob van Wena heer van Giessenburg, de onderhavige rente te innen. De schepenbank van Hardingsveld beslist op 1556-10-17 dat deze rente verjaard is, daar noch reps. Jan, Frans en Jacob van Wena heren van Giessenburg ooit geprobeerd hadden om deze rente te innen. Het Hof van Holland bevestigt dit vonnis, doch Engelbert ging hiervan in appel bij de Grote Raad

1561-07-18 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 521
Jaartallenindex

extract uit een rekening van Jan van Drencwaert voor heer Arent van Lier over de pacht van goederen van zijn vrouw Cunera van Meerdervoort van Alskerke in 1548, origineel ondertekend door mr Cornelis van der Nyenburch, Willem van Dam, Aernt Cornelisz; extract uit een rekening van Jan van Drencwaert voor heer Arent van Lier over de gemaakte onkosten in 1548 voor de goederen van zijn vrouw Cunera van Meerdervoort van Alskerken, gelegen in Puttershoeck, door dezelfden ondertekend

1561-09-28 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 538
Jaartallenindex

Zweer Harmansz van de Poll, baljuw en schout van Hazerswoude en Jacob Cornelisz Craen en Dirck Enghebrechtsz, schepenen aldaar, geven vidimus van een akte dd 1552-01-19

1561-1564 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex

Jan Jansz van Twisk c.s, kinderen en erfgenamen van Jan Claesz Boender uit Twisk, en Claes Jacopsz van Lammerschagen c.s, kinderen en erfgenamen van Jacob Claesz Boender uit Twisk contra Gerrit Willemsz van Syerdick [Spierdyk ?] c.s, kinderen en erfgenamen van Willem Gerritsz van die Meer en Dieuwer Claesdochter. Omstreeks 1530 verkocht Willem Gerritsz van die Meer aan Jan en Jacob, zoons van zijn zwager Claes Jansz Boender, 3½ morgen land in die Purwayde inde ban van Twisk. Na de dood van beide ouders maakten de kinderen van Willem aanspraak op ⅓ deel van het toen verkochte land. Een accoord voor schepenen van Abbekerk dd 1562-03-05 liep op niets uit en het Hof vonniste op 1562-07-31 ten nadele van eisers, die in appèl gingen bij de Grote Raad (vgl 1557-01-20, 1561-06-20, 1561-12-04, 1562-10-15, 1563-05-14, 1563-08-30)

1561-1570 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 569
Jaartallenindex

Annetgen Pietersdochter, weduwe van Adriaen Willem Dircksz van Meerkerck, mede namens haar kinderen, wonende aan de Botersloot in het land van Arkel, contra Jan Woutersz die Cat, wonende aan de Baselbrug in het land van Arkel. Op 1556-01-03 verkochten Jan Woutersz die Cat en diens eerste vrouw Geertruid Harmansdochter, die als zijn curatrice optrand, aan Adriaen Willem Dircksz van Meerkerk 2 morgen land met een drieste [vogelkooi], gelegen in Kort-Nieuwland in het land van Arkel. De koopsom, 800 schilden, zou in 4 termijnen betaald worden. De eerste verviel 1556-05-01. Maar op 30 juni 1556 betaalde koper reeds 400 schilden, waavoor Jan een kwitantie gaf. Op 1557-05-24 verklaarden verkopers met de betaling tevreden te zijn. Later stelden zij echter dat de voor de 400 schilden in betaling gegeven goederen veel minder waard waren dan 400 schilden. Accoorden gesloten 1558-11-27 en 1559-10-13 en 1561-03-07. Tenslotte werd Adriaen echter toch voor het gerecht van Gorinchem gedaagd. Daar zijn vrouw inmiddels was overleden, trad hij nu mede namens zijn drie kinderen op. Op 1561-04-29 en 1561-06-23 gaf het gerecht aan Jan Woutersz de Cat 3 pandbrieven, nl resp voor 10 sch, ½ van 2 jaar rente van 12 schilden, verschenen op 1558-05-01 en 1559-05-01, beide tbv de kinderen, en voor één termijn van de rente van 12 schilden verschenen op 1560-05-01. Jan Woutersz ging over tot panding op het huis van Adriaen, die daartegen pandkering deed. Het gerecht verklaarde op 1561-11-05 dat deze pandkering terecht gedaan was. Veel geharrewar. Van een te zynen nadele gewezen vonnis ging Adriaan in appel bij de Grote Raad. Na zijn dood werd het proces door zijn weduwe voortgezet. Op 1562-05-21 werd Adriaen voor de Grote Raad gedaagd

1561-1565 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 586
Jaartallenindex

kerkmeesters en schepenen van Harenkarspel en Warmenhuizen contra Loeff van Herlaer, baljuw van Egmond en Lamoraal graaf van Egmond gevoegd. In Harenkarpsel behoorde het recht om de koster te benoemen aan de graven van Egmond. Dit bleek in 1517 toen Johan graaf van Egmond Jan Bruneel tot koster benoemde. Deze droeg in 1533 de kosterij over aan Wolfert Othensz voor 50 Kar gld. In 1546 kreeg Wolfert deze som van de kerkmeesters terug. Hij zou een jaargeld ontvangen van 20 Kar gld en van alle emolumenten afstand doen. De kerkmeesters beheerden nu de goederen die bij de kosterij behoorden, en moesten rekening doen bij de installatie van de nieuwe kerkmeesters, jaarlijks in de Goede week. In 1549 legde Wolfert Othenz het kostersambt neer en zijn door de kerkmeesters benoemde opvolger Laurens Claesz nam voor 50 Kar gld per jaar het ambt op zich. De kerkmeesters van het jaar 1560 traden eigenmachtig op. Zij zouden het land [!] niet aan de meestbiedende na de voorgeschreven kerkgeboden verpacht hebben, maar zich door de hogere wynkoop hebben laten verleiden. Loef beval op 1561-11-02 rekening en verantwoording af te leggen door kerkmeesters en schepenen van Harenkarspel en Warmenhuizen, dus zowel van kerk- als van gemeentegoederen. De tegenpartij meende dat dit bevelschrift tegen de oude rechten indruiste en dat de baljuw alles via een gerechtelijke procedure het beveschrift kracht kon geven. De baljuw ging hierover procederen voor baljuw en leenmannen van Egmond. Doch vóór er vonnis gewzen werd, kwam men tot een accoord en werden de rekeningen over 1560 getoond. De baljuw hield zich echter niet aan het accoord, zodat eisers zich tot het Hof wendden. In het mandement van appel was eisers de clausule van inhibitie toegestaan. Verweerders protesteerden hiertegen

1563-05-14 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 568
Jaartallenindex

attestatie dd Twisk 14 mei 1563 van Broer Allertsz, oud-kerkmeester van Twisk en taxateur van de 10e penning van het jaar 1562, dat 33 jaar geleden door Willem Gerritsz van die Meer (gehuwd met Dieuwer Claesdochter), 3 ½ morgen in de Purwayde in de ban van Twisk zijn verkocht aan zijn neven Jan en Jacob, zoons van zijn zwager Claes Jansz Boender; 1563-08-30: schepenen van Abbekerk oorkonden dat Symen Wyertsz en Aryen Reynersz, schepen van Twisk, beiden oud-burgemeesters van Twisk, een verklaring hebben afgelegd omtrent "een lantboek" gemaakt op 1534-02-03 en bewaard in de kerk van Twisk, ondertekend door Pieter Gysbertsz [secretaris]. Gebruikt voor een proces tussen 1561-1564