ghore | grave | groen | groet | grone | groot | groten | grove | gruter | begrepen | benoemen | beriepen | beroepend | beroupen | berselen | raadt | raam | raas | rad | rade | raet | rage | ramp | rase | raso | machelen | macheren | mechela | mechele | mechen | mechlen | mechtelen | megchelen | meppelen | metelen | meubelen | heiland | hofland | hogeland | hollande | hollander | hollandia | hollandie | hollant | hoogland
416 resultaten
1430-05-11 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 626
Haarlem Algemeen
schout, burgemeesters, schepenen, vroedschap en inwoners van Haarlem verkopen aan Machteld vrouw van Gerrit Colynsz en aan haar zoon Daniel Dircsz wonende te Delft een lijfrente van 6 gouden Wilh schilden sjaars
1529-01-02 (1528) |
Grote Raad Mechelen Beroepen uit Holland dl VII dossier 667
Haarlem Algemeen
verklaring van de magistraat van Haarlem aangaande het niet heffen van exue op poorters van Haarlem die naar Alkmaar verhuisden. Met name genoemd: Engbrecht Willemsz Ramp en Dirck van Rolland
1560-1563 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 620
Jaartallenindex
(er zijn reeds sententies dd 1503-10-13, 1516-04-05, 1528-11-13) Jan Huygensz de Jonge contra Gysbrecht Coenraetsz, deurwaarder, en Margriete Willemsdochter, weduwe van Cornelis Vranckez, erfgenamen van Jan Joris van Namen. De echtgenoten Dierick en Katherina van Zyl [!] hadden 3 kinderen: Haze, Daniel en Cecilia. Haze was vóór haar ouders overleden. Zij had één zoon Jan Jorisz van Namen. Over de erfenis van Katharina en Dirck van Zijl waren tal van processen gevoerd, tot op 1560-05-20 het Hof van Holland uitspraak deed in een geschil tussen Margriete Willemsdochter, weduwe Cornelis Vranckenz, haar zoon Vranck Cornelisz en Jan Hen Claesz als man van Aechte Cornelisdochter, allen erfgenamen van Jan Joris van Namen, eisers, en Jan Oem van Wyngaarden als man van Katharina van Zyl, Jan Huygensz de oude, Jan Huygensz de jonge en Willem Huygensz, deze drie namens hun moeder Cornelia, Dirck Woutersz van Zijl, Frans Gerritsz als man van Machtelt Sebastiaensdochter, Alyt Woutersdochter, weduwe en boedelhoudster van Syvert Willemsz, namens haar onmondige kinderen en Cornelis Gerritsz als man van Cornelia Huygen Jacobsdochter, verweerders. Het Hof bepaalde dat verweerders de boedelinventaris met een aantal renten moesten aanvullen (bij weigering: gijzeling). Verweerders in appèl. De Grote Raad bepaalde 1562-10-24 dat de boedel van Katharina van Zyl met 305 schilden vermeerderd moest worden. Gijzeling zou voortduren. Op 1562-11-06 kreeg de deurwaarder Gysbrecht Coenraets, krachtens het vonnis dd 1562-10-24, opdracht om Jan Huygensz de jonge, wonende te Gouda, die namens verweerders was opgetreden, te sommeren zijn aandeel te betalen. Op 1562-11-24 tekende hij voor het gerecht te Gouda bezwaar aan tegen de voorgenomen executie. Hij wilde 1/16e deel betalen van 1/16e deel van de som die bij het vonnis aan Cecilia van Zyl en haar kinderen was toebedeeld, maar niet voor de lieden namens wie hij was opgetreden. Desondanks droeg deurwaarder Gysbrecht Coenraetsz het huis van Jan Huygensz de jonge te Gouda binnen, liet een koffer met zilverwerk openbreken en in het openbaar verkopen. Eiser was tijdens dit gebeuren op reis naar Mechelen om tegen de executie in beroep te gaan. Op 1563-02-05 verkreeg Jan Huygensz van de Grote Raad relief van appèl en op 1563-03-31 werden verweerders voor de Grote Raad gedaagd. Nadat verweerders van verdere executie hadden afgezien, werd wsch. alleen tegen de deurwaarder geprocedeerd, mede omdat hij een te hoog salaris uit het verkocht zilver had opgestreken
1566 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 644
Jaartallenindex
Jan Jacob Foijen x ….., hieruit: 1) Jan Jacobsz, priester, stierf vóór 1566, 2) Gerrit Jacobsz, stierf ook vóór 1566, x ….., hieruit 1 dochter: Machteld Gerritsdochter, non in St Cecilia te Hoorn, stierf ook voor 1566, 3) Agatha Jacobsdochter, non in idem, vruchtgebruik van 10 morgen met huis, 7½ hond te Wognum, ½ van 3 morgen te Hoorn, stierf vóór 1566, 4) Katharyne Jacobsdochter x Claas, hieruit: 1) Anna Claesdochter x Thaems Heynez, hieruit: minderjarige kinderen en 2) Ael Claesdochter x Jacob Symonsz. De vrouw van Gerrit Jacobsz had een zuster die als dochter heeft een Lysbeth Jansdochter, en een broer die als dochter had Catharina Jansdochter. Deze eisten de erfenis van Jacob Jan Foyen. Deze erfenis werd echter toegewezen aan Anna Claesdochter en Ael Claesdochter
1568-1571 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 629
Jaartallenindex
Alyd Jansdochter van Noordwijk, inwoonster van Haarlem, contra het Regularissenklooster (van St Augustinus) te Noordwijk. Ca. 1536 had haar vader Jan Jansz van Noordwijk twee morgen land, genaamd "den Hanger" en gelegen te Velsen in de Santpoorte, gelegen bij het huis "de Weendt" van genoemd klooster in pacht gekregen, dit wegens diensten door hem aan het klooster bewezen. Later kreeg hij gedaan dat deze pacht zou duren zolang hij, zijn vrouw en zijn kinderen leefden en nog gedurende 10 jaren na de dood van de langstlevende. Als de jaarlijkse pachtsom van 10 Kar gld niet op Vastenavond betaald zou zijn, zou het klooster weer de beschikking over het land krijgen (akte dd 1536-10-13). Toen Vastenavond 1555 betaling achterwege bleef, legde het klooster beslag op het land. Arbitraal accoord dd 1555-01-31 tussen de kinderen van Jan Jansz en het klooster: de pacht zal voortduren. Op 1570-01-30 gaf Alijd aan Willem Jeroensz, een schipper die van Haarlem naar Noordwyk voer, 3 daalders mee om die aan het klooster te betalen. Het klooster weigerde dit bedrag, en liet op 1570-02-14 beslag leggen op het land en stede een andere pachter (Gerrit Baertsz) aan (eiseres en haar pachter Wouter Florisz). Ook een tweede aanbieding van de pachtsom werd geweigerd. Aleid wendde zich tot het Hof van Holland dat haar op 1570-07-03 in het ongelijk stelde. Zij ging in appel bij de Grote Raad, tijdens het proces overleed zij. Toen de pachter weigerde de pachtsom aan de erfgenamen te betalen, begonnen deze een nieuw proces voor het Hof. Akte dd 1570-02-19 opgemaakt ten huize van Abraham de Hartogh in de Zijlstraat te Haarlem, zwager van Alyd Jansdochter van Noordwijk. In een brief dd 1571-02-19 (1570) staat dat Aleid is overleden; zonder datum: eiseres machtigt de schout van Velsen om aan Gerrit Baertsz de pacht te ontnemen
1570~ |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 632
Jaartallenindex
gasthuismeesters van het St Nicolaasgasthuis te 's-Hage contra overige schuldeisers van Dirck Pynssen van der Ameide [!?], schout van Delft. Op 15 juni [elders juli !] 1550 leende Dirck Pynssen van Frans Adriaensz Gorter 150 Kar gld, losbaer tegen den penn. 16, verzekerd op zijn hofstede te Ryswyk. Op 1550-08-20 leende hij van gasthuismeesters nog eens 18 Kar gld, verzekerd op hetzelfde onderpand. Dirck Pijnssen vestigde zich later in [!] het kasteel Levendaal [bij Rhenen]. Toen hij de rente over 1565 en 1566 niet voldeed, werd hij door een deurwaarder gemaand. De hofstede was inmiddels gekocht door Hadewij Pynssen, weduwe Adriaen van Duijn. Toen zij deswege voor het Hof werd gedaagd, betaalde zij de twee achterstallige termijnen. Later werden de renten over 1567 en 1568 ook niet voldaan. De schuldeisers van Dirck Pynssen van der Ameide [!] eisten voor het Hof van Holland de hofstede te Ryswyk te doen verkopen. Zij meenden dat hun vordering preferent was
1571-1577 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 642
Jaartallenindex
Anna Meynertsdochter [van Segwert], weduwe van Wouter Schiltmans, en Alida Meynertsdochter, weduwe Cornelis Diert, mede namens de overige erfgenamen van Meynert Meeusz, poorters van Dordrecht, contra mr Adriaen Heijthoven, advocaat bij de Grote Raad, Adriaen Jacobsz Heythoven en Digna Heythoven Jacobsdochter, gehuwd met Willem van Beaumont, allen erfgenamen van Jacob Adriaensz Heythoven; mr Jan Bouwensz, priester en kanunnik in OLVr kerk te Dordrecht. In 1564 werd er voor het Hof van Holland geprocedeerd tussen mr Jan Bouwensz als eisers, contra Anneken en Aelken Meynertsdochters en Aefken Ocker Janszdochter, weduwe Barthomeus Meynertsz, mede namens de overige erfgenamen van Meynert Bartholomeusz. Verweerders stelden dat er op 1486-03-18 een vicarie gesticht werd door Adriaen Evertsz, gedoteerd met 5 morgen 1 hont land in Mynsherenland van Moerkerken. Een schepenbrief van Dordrecht dd 1443-07-12 omschreef de grenzen: "met toebehoren en aandelen van alzulke voordelen, uiterwaarden en aanvallen als de gemeen landen die men noemt tsheeren land van Moerken in het ambacht Scobbe, toen pas bedykt, toebehoorde". De 5 morgen 1 hont waren hiermede tot kerkelijk goed geworden. Toen men in 1539 een aanwas van Mynsherenland zou bedijken, had de vicaris mr Adriaen Coninck het aandeel dat hij hierin had (ca 1 morgen en 6½ hont) verkocht aan Meynert Meusz, tijdens een drinkgelag en voor een kleine som. Meynert Meusz bedijkte daarna deze aanwas. Na de dood van Adriaen Coninck had Jacob Adriaensz Heythoven- die het patronaats- en collatierecht verkregen had na dode van Adriaentgen, dochter van de stichter Adriaen Evertsz -, het beneficie overgedragen aan mr Jan Bouwensz. Verweerders eisten nu deze aanwas van 1 morgen 6½ hont terug, en vergoeding van vruchtenschaden en interessen. Het Hof van Holland verweees de zaak naar het gerecht van Dordrecht. Daar eisten verweerders ook nietigverklaring van de koop. Op 1564-08-11 verklaarde het gerecht verweerders niet ontvankelijk, waarop deze in appel gingen bij het Hof. Daar stelden eisers dat Mynsherenland van Moerkerken door de heer van Gaasbeek als heer van Putten en Strijen aan de heer van Moerkerken in leen was gegeven, samen met alle aanwassen. Deze aanwassen werden in 1460 door Vranck Praet heer van Moerkerken aan de ingelanden, o.a. Adriaen Evertsz, verkocht. Verweerders konden zich daarom niet op de akte uit 1443 beroepen, omdat niemand in die tijd recht op de aanwas had. Adriaen Evertsz en zijn erfgenamen [verweerders] hadden het land steeds als allodiaal goed bezeten; het is nooit kerkelijk goed geweest. Daarom kon het verkocht worden en was vatbaar voor verjaring. Doordat zij in 1539 niet aan de bedijking hadden meegedaan, hadden verweerders hun aandeel in het te bedijken land gederelinqueert [!]. Het Hof van Holland vernietigde op 1568-12-22 het vonnis van het gerecht van Dordrecht en verklaarde de koopovereenkomst nietig. Verweerders werden veroordeeld om de kosten van de bedijking en het onderhoud van de dijk met 16% rente te betalen. Eisers moesten de 1 morgen 6½ hond afstaan. Verder moesten zij de vruchten, ontvangen sinds de dood van Adriaen Coninck restitueren. Eisers gingen hiervan in appel bij de Grote Raad. Deze bevestigde op 1577-08-23 de sententie van het Hof, en veroordeelde eisers tot betaling van boete en kosten
1572-1576 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 641
Jaartallenindex
Machteld van Nyeuwenrode, weduwe Gherrit Spierinck van Wel, kastelein en drost van Heusden, contra Wouter van Oudheusden voor zijn vrouw Cornelia Spierinck, Gherrit Spierinck evenals zijn vader Gherrit Spierinck kastelein en drost van Heusden, mede namens Huberta van Wyck, dochter van Arnolda Spierinck, weduwe Hubrecht van Wyck, heer van Onzenoord. Allen erfgenamen van hun vader en grootvader Gherrit Spierinck van Wel. Deze (de oude) was gehuwd met Emerentia van Merssel en Cornelia, Gerrit en Arnolda waren de kinderen uit dat huwelijk. In 1556 stierf Emerentia en volgens het Heusdense erfrecht behield Gherrit Spierinck alle roerende goederen in eigendom en kreeg het onroerend goed in vruchtgebruik. Toen Gerrit Spierinck de oude in 1570 overleed, nalatende zijn tweede vrouw Machteld van Nyenrode als weduwe, eiste deze de eigendom van de roerende en het vruchtgebruik van het onroerend goed. Gerrit was met Machteld zonder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Achteraf was bij willige condemnatie door het Hof van Utrecht, dd 1560-11-04, elke gemeenschap van goederen uitgesloten, zij had dus geen recht op de erfenis van haar man. Op grond hiervan namen gedaagden tijdens afwezigheid van Machteld uit Heusden, bezit van de roerende goederen. Machteld ging in beroep bij de Grote Raad die de zaak op 1571-10-06 naar het Hof verwees. Bij vonnis dd 1572-03-29 herstelde het Hof Machteld in het bezit van de roerende goederen. Toen verweerders deze uitspraak niet nakwamen, liet Machteld hen gijzelen. Het Hof verklaarde in november 1574 deze gijzeling ten onrechte geschied. Machteld tekende tegen de sententies van 1572-03-29 en 1574-11 beroep aan bij de Grote Raad
1539-06-17 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 691
Jaartallenindex
attestatie van welgeboren mannen van Rijnland dat de baljuw van Rijnland altijd recht gesproken heeft met welgeboren mannen, ondertekend door Jacob van der Does, Matheus van Berendrecht, Dirck Gherytsz, schout van Leiderdorp; 1539-08-22: attestatie van leenmannen van Holland: Goodschalck van Wyngaerden, Jan van Alckemade, Pieter van Foreest Cornelisz
1539-11-27 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 648
Jaartallenindex
schepenen van Heusden oorkonden dat Aert Dircsz, lyndraijer te Gorinchem, namens zijn vrouw Machtelt Ewoutsdochter en als rechtsopvolger [! namens] van zijn zwager Adriaen Ewoutsz van Veen, waard in de Vijge te Gorinchem, tbv Jan Adriaensz Ewout, wonende te Veen in het land van Heusden, afstand doet van zijn aandeel in stukken land in de ban van Veen, gelegen "op de Verweijde", "in de Havewaert", "in de Slack", in "Veenrebrouck", verder nog een stuk land genoemd "t Hoochsant" (vgl 1546-11-12, 1480-10-11, 1547-02-18, 1547-03-07)
Goidtschalck Bueckelaer en Jacob Willemsz van Buijck, schepenen