223 resultaten

1501-1504 | Schieland

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3251
Jaartallenindex

de stad Rotterdam had ca 1500 een privilege ontvangen, krachtens hetwelk de baljuw van Schieland verplicht werd voortaan niet meer met de welgeboren mannen, maar met schepenen van Rotterdam recht te spreken. De baljuw accepteerde dit niet. De zaak kwam voor de Grote Raad

1566-07-13 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 835
Jaartallenindex

Jheronimus van Serooskerke, rentmeester van Beoosterschelde, had in 1553 bij de request aan de vorst beweerd dat zijn oom Anthuenis van Berghen Hugensz aan zijn vader [Jacob van Serooskerke] had overgedragen ⅕ deel van de heerlijkheid St Annaland met ambachtsgevolgen. Dit had plaats gevonden bij overeenkomst met Franchois van Bourgondië, protonotarius (namens zijn broer Jacob van Bourgondië heer van Fallaix en heer van het resterende ⅘ gedeelte), op 1544-09-26. In mei 1553 stelde Charles van Bourgondië heer van Sommelsdyk hem ervan op de hoogte dat hij ook de opbrengst van het ⅕ deel door zijn rentmeester zou laten innen. Hij voerde enige argumenten aan voor zijn standpunt, doch de Grote Raad verwierp bij sententie dd 1566-07-13 het standpunt van Charles en veroordeelde hem in de proceskosten

1537-1539 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2749
Jaartallenindex

Dierick Jansz Voeght, Lauwereys en Jan Florisz, Dierick Claesz Smallinck e.a. taveernehouders + schout en schepenen van Heemstede contra magistraat van Haarlem + Proc. Gen. Geschil over het accynsvrij tappen buiten Haarlem, een doorn in het oog van de stad. Circa 1518 een arbitrale uitspraak. In Januari 1528 verkreeg Haarlem een octrooi volgens welke het gedurende 3 jaar verboden zou zijn binnen een afstand van 500 roeden rond de stad accynsvrij wijn en bier te tappen. Taveernehouders te Heemstede gingen in beroep tegen dit octrooi. Zaak bleef hangen, een uitspraak kwam er niet. Intussen trachtte Haarlem het bier tappen geheel te onderdrukken. In 1535 sloot de stad met de heer van Heemstede een daartoe strekkende overeenkomst, die in 1537 door de keizer werd bekrachtigd. De vorst verbood hierna bij placcaat het tappen van bier binnen 500 roeden geheel en al. Toen in 1538 toch weer werd getapt, liet Haarlem de overtreders beboeten. Eisers gingen in appel bij de Grote Raad, waar zij de jurisdictie van Haarlem betwistten. Zij meenden dat het accoord tussen Haarlem en hun ambachtsheer niet strijdig mocht zijn met de interlocatoire sententie dd 1529-09-10 van de Grote Raad waarin de clausule van inhibitie was opgenomen. Op 1537-04-29 werd bepaald dat de grens voor het tappen zou zijn het hek van het Bernarditenklooster. Bij andere stukken is ook gevoegd een request van verweerders om de kaart te mogen indienen. De Grote Raad beveelt 1539-10-20 het request aan verweerders te tonen. Aantekening van eisers dat zij de kaart niet wel gemaect vinden. Antwoord van verweerders die de aantekening van eisers niet gefundeerd achten. Appoinctement van de Grote Raad dd 1539-10-21, dat toestaat de kaart bij het proces te voegen. Kaart van het gebied ten zuiden van Haarlem, tussen Spaerne , Haarlemmermeer en duinen tot aan de Kennemerbeek. Vergezegeld van een legende. Het gebied waar het tapverbod geldt, is op de kaart aangegeven

1547-1558 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2787
Jaartallenindex

Wessel van den Boetzelaer, heer van Asperen en Langerak, contra de Procureur-Generaal, namens de Staten van Holland. De heerlijkheid Asperen was ca 1460 in bezit van Aernt Pieck van Beest en Rutger van den Boetselaer. Op 1461-01-19 werd ½ van Arent Pieck door hertog Philips geconfisqueerd. Op 1481-05-29 schonk Maximiliaan de heerlijkheid aan Wessel van den Boetselaer, zoon van Aelburg v.d. Boetzelaer, die reeds de andere helft bezat. In september 1547 klaagden eisers bij de keizer dat men in hun gebied begonnen was met de inning van de 10e penn. en andere belastingen. Zij beriepen zich erop dat zij vrij waren van Hollandse beden, omdat de heerlijkheid buiten de Hollandse grenzen lag. Het navolgende proces raakte in 1549 interrupt. In juli 1554 beklaagden eisers zich wederom wegens attempten. Verweerders zeggen dat de heerlijkheid Asperen in Holland ligt: dit blijkt uit de schenking van 1481-05-29 en omdat Rutger op 1528-03-30 in proces was met de Procureur Generaal, omdat hij regalia zou hebben geusurpeerd, waarbij hij voor het Hof van Holland ermee accoord ging dat de keizer als graaf van Holland zijn regalia te Asperen uitoefent. Het beroep op de oorkonde van 1314 ging niet op, want de toestand was sinds 1460 rechtens gewijzigd. De Grote Raad heeft eisers klacht van 1554 waarschijnlijk verworpen

1530-03-26 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2742
Jaartallenindex

sententie van de Grote Raad van Mechelen in het proces tussen Procureur-Generaal contra Jan van Silly, heer van Schoudee en Assemansbroeke [of Broeke, voormalig dorp op Zuid Beveland], Jan Cornelisz klerk en kerkmeester en Hubrecht Cornelis Symonsz e.a. Er was tussen verweerders en Guydo van Bloys een proces voor het Hof van Holland ontstaan over de verwijdering door verweerders van een graftombe die Guydo in de kerk van Assemansbroeke (verdronken land van Reimerswaal) voor zich en zijn vrouw had laten oprichten. Jan van Silly had zich als patroon van de kerk gevoegd bij verweerders. Hij beriep zich op de door de deken van Zuid-Beveland verleende toestemming tot het weghalen van het grafmonument dat door zijn plaatsing een obstakel voor de godsdienstplechtigheden zou betekenen. Het Hof veroordeelde verweerders tot terugplaatsing van de zerk en schadevergoeding. Hiervan gingen zij in appel. Tijdens het proces voor de Grote Raad diende de Proc. Gen. een eis in tegen verweerders tot verbanning en confiscatie van hun goederen. De Grote Raad velde in 1530 vonnis in beide kwesties, de sententie van het Hof van Holland werd bekrachtigt en tevens werd een boete opgelegd

1535-07 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 779
Jaartallenindex

aantekening betreffende een door Baerte Pieter Backers nagelaten renten van 2 £ gevestigd op haar woning aan de noordzijde te Voorburg (vgl 1520-04-30, 1540-09-30)

1500-09-13 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3245
Jaartallenindex

sententie van het Hof van Holland in de strafzaak tegen de [Dordrechtenaren] Ingelbert Muntener, Pieter Munter, Jan Doerincx, Geryt Aert Boudynsz en Claes Hugez, benevens tegen de Dordtse priesters Jacob van Diemen en Jan Symonsz. De eerste drie werden wegens majesteitsschennis ter dood veroordeeld. De twee volgende tot verbanning. Confiscatie van de goederen van allen, Cornelis van Muijs, schout van Dordrecht (benoemd door de heer van der Merwede) moet door de executeurs van het vonnis op de hoogte gesteld worden (vgl 1489-08-06, 1500-09-16)

1500-09-16 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3245
Jaartallenindex

verklaring dat Lodewyk van Moerkerken, kasteelheer [sic !] van Schoonhoven en Cornelis van Muijs beslag gelegd hebben op de goederen van Pieter Munter; 1500-09-19: Cornelis van Muijs, schout van Dordrecht, bericht aan Daniel van Praet de executie van Pieter Munter en de confiscatie van zijn goederen (vgl 1500-09-13, 1500-1501)

1500-1501 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3245
Jaartallenindex

Daniel van Praet, heer van Merwede, souverein baljuw van Vlaanderen, contra de Procureur Generaal. Op 1500-06-09 werden enige misdadigers te Dordrecht gegrepen. Enkelen werden op 1500-09-13 door het Hof van Holland wegens het crimen laesae majestatis ter dood veroordeeld, een ander verbannen, alles onder verbeurdverklaring van hun goederen. De sententie stelde uitdrukkelijk vast dat de rechten van de heer van Merwede hierdoor niet zouden worden verkort. Eiser kwam er tegen op dat hem de geconfisqueerde goederen - die overigens niet in zijn gebied lagen - niet werden gelaten. Hij stelde dat het nog steeds gebruik was dat de heer van Merwede gedurende 8 dagen per jaar (5-13 Juni) de jurisdictie te Dordrecht uitoefende. Dit impliceerde dat in die tijd aan hem de (viervoudige) boeten en de geconfisqueerde goederen toekwamen. Het argument dat het hier majesteitsschennis betrof, doet aan zijn rechten niets af: als vazal is het krachtens zijn eed van trouw zijn plicht deze misdaad jegens zijn souverein te berechten (vgl 1318-06-02, 1424-05-31, 1473-06-26, 1489-08-06, 1500-09-13, 1500-09-16, 1501-05-20)

1510-1513 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2728
Jaartallenindex

Procureur Generaal contra Arent Boekelaer. Na de dood van Aernt Spierinck van Aelburch (Huge Spierincksz) was de heerlijkheid Herpt in het land van Heusden aan de grafelijkheid vervallen. Deze beleent er op 1495-10-27 Aernt Boekelaer mede. In 1504 richtte Huge Spierinck van Aelburch (zoon van Aernt Jr) zich tot de grafelijkheid met het aanbod om ruim tweemaal zoveel voor belening met de heerlijkheid te betalen als Aernt Boekelaer in 1495 had gedaan. Hij suggereerde dat Arent Boekelaer (verweerder) er door samenspanning met zijn neef Thomas Boekelaer, rentmeester generaal van Holland, in geslaagd was veel te weinig voor de belening te betalen. Op last van de vorst bracht de Holl. Rekenkamer een advies over deze kwestie uit. Toen de zaak beleef rusten, herhaalde Huge Spierinck zijn aanbod. De Proc. Gen. kreeg toen last de zaak voor de vorst te verdedigen. Hij vorderde dat de leenbrief van 1495 ongeldig zou worden verklaard door de Grote Raad wegens Caesio enorme.. (?) (vgl 1495-10-27)