1429-04-20 |
Frans Halsmuseum Haarlem Coll Costeriana Inv no 11/3 p 30
Haarlem Algemeen
schepenen in Haarlem oorkonden dat het gewijst es met vonnisse der schepenen tussen de gasthuismeesters ter ener zijde, en Salomon Jan Aelbrechtsz.z voor hem zelf en voor zijn broeders, en Haestiaen Jan Aelbrechtsz weduwe met haar rechte vooght na hoir beide dingtale als sij moghen, dat gasthuismeesters betoghen als sij sculdich te zijn te betoghen dat Aelbrechts van Rollant den gasthuse gemaect ende besproken heeft 6 sc sjaers na inhout des gasthuisregister, dat dan die gasthuysmeesters tot des gasthuis behoef an die rente voirscr wesen en bliven sal ende dat die verstaende pande die Saelmon Jan Aelbrechtsz.z ende Haestiaen mit horen rechten voicht beide voirs, ghevordert ende ghesproken hebben van denselven rente voirscr op Claes Martynsz huysinge aldaer niet wesen en sel. Des so hadden die gasthuysmeesters tot des gasthuis behoef voirs betoich na den gewysden vonnesse voirscr. In oirconde desen brieve besegelt met onsen segele in t jaer ons heren 1429 op die twintichste dag in April
Louweris Jansz (zegel: een klimmende leeuw waarboven een barensteel, met een bastaardstreep over het geheel), Dirck Spijker, Gheryt van Adrichem en Bartout van Huessen, schepenen