1420-02-16 (1419) |
R.A.H. Coll Aanw 74 fol 135v/Memoriale B.K. fol 29v
Jaartallenindex
hertog Johan oorkondt "want Costijn Gillisz v.d. Goude ende Oudsier, sijn broeder, beijde of hoer lyf en goet an hande ons getruwen tresoriers geloeft ende gewilcoert hebben tot alre tijt als hij t hem vermaent, bi hem te comen in een van onsen steden in Holland of in Zeelant, daer hij t hem weten sal laten, ende sij veylich comen mogen ende te beteren bi hem, so wes men hem in der waerheyt ondervinden sal, dat hi tegen ons ende onser heerlicheyt gebrueckt moge hebben". De hertog beveelt zijn baljuwen etc voirtmeer geen recht te vorderen noch vonnisse te wisen om yemants wille die die aenspreken mach in enigerwys voir die tijt dat sij gescheijden sullen wesen in der maten voirs. Gegeven op 16 Febr. anno 1419 sec. Curs. Curiae