1406-03-10 |

Arch Abdij Egmond Inv no 608 regest 733, 734
Jaartallenindex

Reyner die Ever, ridder, oorkondt, dat hij aan heer Gheryt van Ockenburg, abt van Egmond, verkocht heeft zijn ⅙ deel en het ⅙ deel van Florens van Alphen, dat is tesamen ⅓ deel van desen nabeschreven goeden ende lande die my ende minen medeborghe van Reynout here van Brederode ende Ghenpe angecomen syn: 1) in den ambacht van Zwammerdam ende Reewijc bi den nuyen weghe 6 geerden, die houden 11½ morgen, die Symon Tetenz te bruken pleecht, 2) bi den langhen lande 21 morgen die Gheryt Soete te bruken pleecht, 3) daer noch bi 15 morgen die Smacht te bruken pleecht, 4) in Polmet 7½ morgen die Gheryt van Lis te bruken pleecht, 5) uten pacht uter Wijc 20 oude gouden Vrancr sc sjaers. Gheryt die Ever verklaart bovenstaande brief gegeven door zijn heer en vader vast en gestade te zullen houden. Zijn neef Gheryt van Bennebroek zegelt voor hem, zegel van Gheryt: een smal St Andrieskruis waaroverheen een getand kruis

zegel van Reyner die Ever: een klimmende leeuw ten halven lyve, de onderzijde van het schild ledig