1676-07-28 | Wimmenum
R.A.H. O.R.A. 2139 fol 68, 69
Jaartallenindex
baljuw en schout en schepenen van Wimmenum oorkonden dat de eerbare juffr. Geerruijda van Harlaer, weduwe van de heer Jacob Brasser, wonende tegenwoordich te Haarlem, geassisteerd met de secretaris alhier als haar voogd, erkent schuldig te zijn aan juffrouw Judick van Driel, wonende te Alkmaar, 3500 gld ter cause van geleend geld, tegen 5%, onder verband van haar huis, erve, tuijn en landerijen gelegen alhier in deze heerlijkheid. Afgelost en voldaan 168.[2 ?]-09-30, A. van Twuyver. Eodem die erkent Geertruyda van Harlaer, weduwe van Jacob Brasser, schuldig te zijn aan de heer mr Johan van Nellesteijn, burgemeester der stad Utrecht, de somma van 3400 gld tegen 5%, onder verband van haar goederen
jhr Geldolph van Vladderacken, baljuw en schout, Jan Arisz Knechten en Cornelis Dircsz Saterdach, schepenen van Wimmenum