1536 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1185/Ms van Buchell
Jaartallenindex
het Stichts temporeel gecomen synde onder den Keyser is bij provisie seecker register geconsipreert van de ridderhofsteden. Velen beklaagden zich bij request dat hun hofstad ten onrechte niet op deze lijst voorkwam: Joah van Renesse van Wilp (zijn hofstede Amelisweert), Melis uten Eng (Groenewou), Frederic de Voocht van Rynevelt (Bliekenborg), Florys van Pallaes (Sandenborch), Willem de Ridder (Walenborch), Melis de Ridder (Lunenborch), Frederic de Coninck (Bottensteyn), Dirck van Wael (Moersbergen), Lubbert de Wael (Vronestein), Gysbert van Nyenrode (Guntersteyn), de weduwe van Sweer van Suylen (Voorn), Gerrit van Renesse (de cleyne Haer), Jan de Ridder (Groenesteyn), Wouter uten Ham (Clarenborch), Henrick van Heemskerck (Kersbergen) en meer anderen. Het request van Cornelis en Willem de Ridder wordt toegestaan. De overigen zullen op de lijst geplaatst worden indien zij voldoen aan drie qualiteyten die sij tegelijk moeten bezitten: 1) de eijgenaar moet rechte ridderschap wesen, 2) de hofstede zal ridderhofstede zijn, 3) de bouhuysen zullen binnen t begrip van de ridderhofstede zijn; 1566: onder de ridderschap van Utrecht Willem en Cornelis de Ridder; 1537: Dirc Bor van Amerongen heer van Sandenborch en Niclaes de Ridder heer van Walenburch onder de Ridderschap, die elk 300 gld bijgedragen hebben, aan de portie van 1200 gld resterende hertoge Henrick van Beyeren