1606-02-02 (2) | Wijk aan Duin
R.A.H. Coll Aanw no 1152
Jaartallenindex
vervolg: de opposanten voerden aan: eerst Heyman Jansz Bouman zeggendat wylen jvr Magdalena van Foreest, weduwe jhr Johan van Duvenvoorde bij codicil dd 1582-05-15 Agatha van Ruyven gemaect hadde de somma van 400 gld, welck codicille door de dood geconfirmeerd werd, zodat Agatha te lichteren was de jaren renten van 1583-05-15 t/m 1605. Ende alsoo de impetrant alhier was erfgenaam van de voorn. jvr Magdalena van Foreest ende Cornelia, ende nu de goederen van jvr Cornelia aan Nicolaes Zeijs hadde verkocht, terwijl ze aan Agatha van Ruijven verbonden waren. Hij eischt deponering van de koopsom om deze schuld te betalen. Verder opponeert Jan Jansz Valckenier en dede seggen dat de impetrant en zijn vrouw Maria van Duvenvoorde op 1603-10-06 comparerende voor Pieter Pietersz van Groenewegen, openbaar notaris en erkenden aan hem opposant 1028 Kar gld schuldig te wesen, spruytende uyt saecke van gehaelde bieren, die zij beloofden binnen 2 jaren te betalen en daarvoor te geven een interest den penning 16, wesen 64 gld en 5st per jaar, beginnende 1605, ofte indien dat jvr Cornelia van Foreest, moeije van de impetrant alhier ende zijn huisvrouw voor de expiratie van de voors. 2 jaren kwamen te overlijden, zo beloofden zij, ten overlijden van deselve haee moeije de voors penningen met de rente naer beloop van tijt aan hem opposant in eens te betalen. De opposant wasa zelf aan de impetrant noch 124 gld ten achteren, waarop dat bi jden selven impetrant betaelt 32 gld 18st, resterende 91 gld 2st. Ende nadien hij opposant tot betalinge van zijn voors. achterwesen met genoemde nyet en wist te geraken, zo wordt hij ook genoodzaakt te opposeren.