1540-04-27 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 290v-293v
Jaartallenindex

heer Gerrit van Assendelft, ridder, tevens voor zijn broers en zusters, erfgenamen van heer Claes heer van Assendelft, ridder en van vrouwe Alydt van Kyfhoeck in haar leven vrouwe van Assendelt ter eenre-, en Jan van Outheusden voor hemzelf en voor zijn broer Goetschalck van Outheusden, ter andere zijde, zijn veraccordeert, door tussenspreken van mr Jacob de Jonge heer van Baartwijk, Raad, en mr van de reeckening in Holland en Pieter Bol, auditeur van de reeckening in Holland, van al hun geschillen ter zake van de tienden van Alblas en Alblasserdam en de interessen daarvan: 1) de heer van Assendelft zal genoemde tienden cederen en transporteren tbv Jan en Godschalk van Oudheusden, te weten ½ voor deken en capittel van St Marie te Utrecht, belast met erfpacht. de andere helft voor de proost van St Marie, als leen van deze gehouden; 2) degene die ½ in leen zal houden moet heer Gerrit van Assendelft op deze ½ verzekeren een onlosbare rente van 175 Kar gld per jaar, die heer Gerrit van de proost in leen zal houden; 3) de gebroeders van Oudheusden zullen heer Gerrit nog bovendien constitueren een jaarlijkse rente van 200 Kar gld gevestigd op de heerlijkheden en goeden van Alblasserdam, leen van Holland, welke rente pas zal ingaan na de dood van beide broers, losbaar den penning 16, belopende 300 Kar gld; 4) bovendien zal de heer van Assendelft behouden een rente van 93£ 14 sch en penn obole van 40 gr Vlas per pond, volgens de constitutiebrief tot alsulke laste als die bij jvr Soncken verbonden staan, naar uytwysen zekere acte van condempnatie bij Oudheusden daarop gepasseerd. Hiermee zullen alle geschillen spruytende uit de sententies van het Hof van Holland en van de Grote raad teniet wesen. Geinsereerd in een oorkonde dd 1542-03-10