1540-07-09 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 126v, 129v
Jaartallenindex
Cornelis van Bergen, bisschop van Ludick, oorkondt dat hij ter goeder trouwe met heer Robbrecht grave van der Merck, Arenberch, als exec. test. van wijlen heer Erard van der Marcke, Cardinaal van Ludick, onse predecesseur, tbv Robbert van Arenberch, zoon van wijlen Robbert van Arenberch, ende denselven contenteren van der somme van 22845 Kar gld van 40 gr Vls, die hij ons eischende is ter sake van seker silverwerk, tapyten, lynwaet etc, ende ook van gerede penn. bij ons van denselven heer geheven. En uit cracht van zekere conventie met hem gemaakt, verkoopt hij hem nu een jaarlijkse rente 1142 Kar gld en 5½ st, verzekerd op onze heerlijkheid van Zevenbergen. Hij geeft vervolgens volmacht aan Robbrecht de la Nesse, mr Balthasar van Hogenlande, advocaat in den Hage en Jan mitte kinderen, onse procureurs in den Hove van Holland, om namens hem een brief van verlydinge van deze rente te verzoeken. Op 9 juli oorkondt de keizer dat voor zijn stadhouder van lenen Robbrecht van Nesse heeft opgedragen tbv jhr Robbrecht van Arenberge een rente van 1142 gouden Kar gld 5½ st, losbaar met 22875 Kar gld, verzekerd op de heerlijkheid Zevenbergen en dat hij jhr Robbrecht ermee beleend heeft. Daar jhr Robbrecht nog onmondig is, doet zijn grootvader Fop Willemsz, rentmeester van de heer van Arenberch, de eed voor hem
leenmannen: mr Jan de Jonge, griffier van Holland, Jan Splinter, Cornelis Barthouts, Anthonne Lebucq