1542-05-27 |

R.A.H. Coll Aanw 123 Caput Asperen, Altena etc fol 12v
Jaartallenindex

supplicatie van Godschalk van Outheusden als oom en voogd van de achtergelaten kinderen van zijn broer wijlen Jan van Outheusden, inhoudende dat wijlen zijn broer krachtens verkregen octrooi gedisponeerd heeft dat al zijn lenen verdeeld zouden worden over al zijn kinderen. De voogd stelt nu dat al deze lenen van verschillende leenheren in leen ontvangen moeten worden, daar de kinderen daartoe te jong zijn, en ook dat hij nu nog niet weet op naam van welk kind een leen gesteld moet worden; daar scheiding en deling nu niet mogelijk is, zo verzoekt hij al deze lenen te mogen stellen op naam van de oudste zoon Wouter van Outheusden. De keizer octroyeert Godschalk om alle lenen te doen verheffen op de naam van Wouter, mede namens zijn broers en zusters. Zodra Wouter mondig is, wordt hij niet zelf tot de leeneed toegelaten, zoalng hij geen verdeling tot stand gebracht heeft (vgl 1535-03-18, 1542-06-20)