1542-07-06 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 285v
Jaartallenindex

Jan van Alckemade, wonende tot Leijden, bezit 2 percelen van landen gelegen buiten Leiden, in het ambacht van Leiderdorp, groot 6 morgen, in leen gehouden mitte Hofstede van der Waart, die hij van de keizer verheven heeft. Welk land, immers een perceel groot 19 hont, seer wel gelegen is om een steenplaetse te maken, maar dan zou het verdolven moeten worden, waarvoor consent nodig is. Hij wil hiervoor een perceel opdragen. Cornelis Barthouts, clerck van de registercamer van Holland, heeft informatie genomen op de waarde van het perceel, en de waarde van 4 morgen land te Noortigerhout, toebehorende aan Jan Vranckenz voirs, die hij in recompense aangeboden heeft. De Rekenkamer accoordeert dat hij die voors. 3 morgen of 19 hont die hij in leen hield onder 6 morgen land, gelegen in een seecker eylandeken midden in den Ryn, genaamt de Waart, recht buiten der stede van Leyden tot makinge van een steenplaets zal mogen doen uitdelven, behoudens dat hij die met de andere 3 morgen altijd te leen zal blijven houden. Ter recompense voor de geleden schade zal hij opdragen zekere 4 morgen in Noortigerhout, die hem nu in eigen toebehoren, belend oost: de banwatering en over die banwatering land van de keizer, noord: mr Gerrit van der Laen en de erfgenamen van Jan Symonsz te Noortich, west en zuid: Jan Vranckenz voorn. [van Alkemade]. Actum in de Camer v.d. Reeckeninge in den Hage ten burele (vgl 1543-07-03)