1543-03-20 |

R.A.H. Coll Aanw 122 Caput Putten, Arkel fol 185v-189
Jaartallenindex

Jasper van Bloys van Treslonge, baljuw van het land van Voorne, als man en voogd van jvr Catheryna van Wyngaerden, zuster en rechte leenvolgster van haar broers wylen heren Joost van den Hove, ridder, en Ghysbrecht van Brederode, erfgenamen van wijlen Philips Ruygrock, haar grote vader, te weten op Joost: ⅓ deel van ¼ deel en 1/16e deel van Middelharnisse, genoemd St Michiels in Putte, leen van Putten; Gysbrecht Jorisz van Brederode erfde 16 morgen lands in het ambacht van Soeterwoude in Tedingerbroek, leen van Holland. Daarna zijn heer Joost en Gysbrecht overleden, te weten heer Joost gedisponeert hebbende over zijn leengoederen buiten de tekst van zijn leenbrief, en ook de 16 morgen verkocht heeft aan Gysbrecht. Jasper stelt dat zijn vrouw Catheryna van Wyngaerden rechte leenvolgster is, en vervolgens wordt zij beleend met: 1) ⅓ deel van ¼ deel en 1/16e deel van Middelharnisse, genoemd St Michiels in Putte, leen van Putten, tot een onversterfelijk erfleen, 2) 16 morgen lands in het ambacht van Soeterwoude in Tedigerbroek, belend west: Willem Denys, oost: die susteren van Rijswijk en Vranck Claesz weduwe tot Delft met haar kinderen, zuid: die wateringe geheten die Goeden, noord: de Voorburgerdijk, te houden tot een onversterfelijk erfleen. Haar man Jasper van Bloys van Treslong doet de eed voor haar

leenmannen: mr Joost Sasbout, Raad Ord, Aernt van Duvenvoorde, Jan van Wyngaerden, Cornelis Barthouts