1544-01-03 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 317, 319v
Jaartallenindex

Willem van Zuijlen van Nyevelt wordt na dode en makinge van zijn vader Willem van Zuylen van Nyevelt beleend met dat huys, slot en hofstede tot s Heren Aartsberghe, met boomgaarden, cingulen, graften, met 46 ½ morgen lants als in den houffslach gelegen is als 10 viertel lants tot Heren Aartsberge, aangaende van den diepte van der Lecke totter onderwateringe toe. Voort van Wouter Ghysenz tot aen den nieuwen Cadyck, als des 10 viertelen lants begrepen hebben oost: een halve hoeve lants, geheten heer Godevaerts hoeve, west: een hoeve lants, die die here van Arkel toebehoorde. Leen van Arkel, te houden tot een erfleen. Daar Willem onmondig is, doet Coen Jansz van Waalhoven de eed (vgl 1542-11-04). Op 1555-03-04 [te lezen 1556 ?] doet Willem zelf de eed in handen van heer Gerrit van Assendelft. Eodem die vertoont jvr Agnieta Feuijtedochter, weduwe van Willem van Zuylen van Nyevelt, dat wijlen haar man haar tot lijftocht gemaakt heeft de mindere helft van het voors. goed, indien zij niet hertrouwde, onder de last dat zij en haar zoon Willem gelykelijk de op deze goederen rustende renten en lasten zouden betalen. Zij verzoekt den keizer confirmatie van deze lijftocht

presentibus: Jan Oom van Wyngaerden, Pieter van Halmael, Cornelis Barthouts, Willem van der Criep; 1555 leenmannen: Jan van den Haar, Adam Ram, Cornelis Barthouts, Job Jansz