1544-11-24 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 387v
Jaartallenindex

regering der stad Antwerpen oorkondt dat Pieter van Halmale, oud-schepen deser stad, gecommitteerd totten ontfangen van den imposten ter fortificatien deser stad, verklaarde dat op hem en zijn oudste broer Janne van Halmael, bij dode van hun oom Jasper van Everdingen, gedevolveert sijn diverse goede, o.a. op Janne zekere leengoedern in Holland en Zeeland, leen van de grafelijkheid. Ende want deselve Jan syn broeder overlange tydt zijn residentie gehouden heeft ende alsnog houdende is in de eylanden van Canarien, ende alsoo buyten lants is, zo is zijn gemachtigde zijn neef Pieter Halmale, wonende in den Hage, om zijn goederen te verheffen. Vervolgens geef Pieter volmacht aan mr Philippe van Uytwyck, secretaris van de keizer in den Rade van Holland, Frans Huybrechtsz, Cornelis van Haaften, Adriaen van Lavelle en Barent Rensinck, procureurs in den Rade, om te resumeren nae de retroacten ofte van nieus te intenderen alsulck proces als wijlen Jasper van Everdingen jegens den voors. Procureur Generaal voerde ter cause van leengoederen uyt staende ende toe doene gehad heeft of namaals te doen sal mogen hebben. Voorts stelt Pieter personen aan om zijn broers zaken te behartigen (vgl 1545-08-06)