1582-02-15 | Koedijk

R.A.H. O.R.A. 6218 fol 12, 13
Jaartallenindex

schout en schepenen te Coedyck oorkonden dat Jan Claesz, waert in t Vaele Paert tot Alcmaer, heeft vercoft Cornelis Pietersz en Pieter Jacobsz de Laet als voochden van het weeskint van wijlen Wouter Garbrantsz, tot Coedyck, ⅙ part van een stuk land groot in t geheel 9 geers en genaemd "Dirck Tyssen weijt", liggende in de ban van Outcarspel, noord: Wyerts weijt, zuid: die Con. Maj. vroonlanden genaamd "die Sytwind". Stelt tot onderpand voor de vrijwaring al zijn goederen. Borg: Frans Michgielsz, van Coedyck, die tot onderpand stelt een stuk lants genaemd "Platven", groot 2½ geersen, binnen onsen banne, zuid en oost: die dycgraaf van Geestmerambacht, Cornelis Jansz van der Nyburch, noord: die kerckeweijt. Vervolgens transporteert hij aan Cornelis Pietersz en Pieter Jacobsz Laet (boven staat: Jan Dircsz, en in margine staat: ut Brueck op Langedyk), voogchden van het achtergelaten weeskint van wijlen Wouter Garbrants, buerluiden tot Coedyk, ⅙ part in een stuk land, groot het gehele land omtrent 9 geersen, in de ban van Outcarspel, genaemt "Dirck Tyssen weyt", noord: Weijerts weyt, zuid: Vroonland Sydtwinde. De voorn. Cornelis Pouwelsz belofft q.q. vrijwaring

Jan Gerritsz, schout, Egbert Jacobsz en Pieter Cornelisz, schepenen