1597-03-11 | Koedijk
R.A.H. O.R.A. 6218 fol 101v
Jaartallenindex
schout en schepenen in Koedijk oorkonden dat Frans Fransz de Vries, als procuratie hebbende van Franchoys van Sneeck, Raad ordinaris tot Utrecht (procuratie dd 6 februari te Alkmaar), kwytgescholden heeft tbv Geeryt Cornelisz, molenaer van de Vroondermeer, een stucke lants gelegen in de voors. meer bysuyden den watermolen daerop staende, in onsen banne, groot 7 geersen, zuid: Jacob Jansz Cramer, noord: de voors. molen. Noch scheldt deselve q.q. quyt tbv Jacob Jansz Cramer een stucke lants in de voors. meer, groot 7 geersen, zuid: Jacob Meijertsz, noord: Gerrit Cornelisz moller. Jacob Jansz Cramer erkent deswege een jaarlijkse losrente van 6 gld 5st schuldig te zijn aan Franchoys van Sneeck, losbaar met 100 gld (in margine: afgelost 1616-01-23); - Gerrit Cornelisz Roijl, moller van de Vroondermeer, scheldt quyt tbv Pancras Jansz Cramer, twee acker zaetland bij hem in den jare 1594 gecoft van de grafelijkheid, gelegen op de Vroondergeest binnen onsen banne, groot 144 roeden; - Jacob Jansz Cramer schelt quyt tbv zijn broer Pancras Jansz Cramer omtrent 3 sneesen lant van alsoodanige 3 ackeren lands als hij van de grafelijkheid van Holland in den jare 1594 gecoft heeft (quitantie 1594-12-22), welke 3 sneesen lants sullen gaan van de noortsyde van de voors. drie ackeren
Reyer Cornelisz, schout, Pieter Thamisz en Thonis Dircsz, schepenen