1597-04~ | Koedijk

R.A.H. O.R.A. 6218 fol 103
Jaartallenindex

Geryt Gleijnisz kent schuldig te zijn aan Johan van Sonnevelt een losrente van 25 gld per jaar, verschijnende voor het eerst in januari 1598, losbaar met 400 gld, onderpand: het halve stuk, groot 7 geersen, oost: Reyer Jansz, west: de Aftergraft, Rooswinckel, zuid: het Delsloot, noord: een stucksken vroonland. Borgen: Reyer Jansz en Pieter Gleynisz. Reyer Jansz stelt tot een onderpand ⅓ part in tselve land, dat hier belend staet, groot in hetgeheel omtrent 7 geersen, de andere twee delen gecoft bij Reyer van Aeyng Thyssen, zuid: het sloot, noord en oost: Reyer Jansz voors, west: Gerrit Gleynisz. Pieter Gleijnisz stelt tot onderpand al zijn goederen. Op 1610-12-27 heeft de houder deses den principalen brief vertoont, afgelost bij Dierck Cornelisz Beslong van Bergen, diewelke die aflossinge gedaen heeft in kennisse van Jan Gleynesz en Pieter Gleynesz en mij als secretaris, Willem Adriaensz