1462-06-16 |

A.R.A. Copie Leenkamer 39 fol 83/Reg Charolais fol 42v
Jaartallenindex

Anthonis Michielsz oorkondt dat Jan Hendricsz aan mynen here den grave van Charolais te kennen gegeven heeft hoe dat zijn voorvaders over menich jaar van de heerlijkheid Putten en Strijen gehouden hebben en hem aanbestorven is, een hoeve lants gelegen tot Muylkercke aen die Dussen, leen van Putten en Strijen in Zuythollandt. Welke hoeve lants een groot deel jaren bevloeijt gelegen heeft met meer ander land in den lande van Altena en in Zuythollandt. Ende het sij alsoe, dat omtrent over een jaar die voirs. hoeve mit veel van den anderen bevloyeden lande bedijckt zijn geweest, tot grooten coste, welke cost die voirs. Jan Hendriksz, overmits zynre armoede, niet mogende was te vervullen, waarom hij deze hoeve vercofte aan heer Adriaen van Hairler, ridder, en beloofde hem die op te dragen en over te geven. Hetgeen hij echter niet kon realiseren, daar de landen sedert de bevloeing niet aan de heren van Putten en Strijen verzocht waren. De graaf van Charolais vergunt hem nu deze overdracht bij brief van 1461-04-16. Uit kracht hiervan beleent mr Anthonis vervolgens op Jan Henricsz voorn. tot een recht erfleen. Deze draagt dit leen terstond weer over aan heer Adriaen van Hairler, die er vervolgens mee beleend wordt als leen van de heerlijkheid Putten en Strijen (vgl 1461-04-16)

present: Dirck van Zwyeten, Aerndt Spierinck van Welle, Jan Dedell, leenmannen van Holland, bij gebreke van leenmannen van Charolais