1495-08-19 |

R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Z.H. fol 38
Jaartallenindex

Maximiliaan en Philips belenen Jan van Wedenae heren Jacobsz na dode van zijn vader met: 1) dat huijs tot Giesenburch metter hofstede, cingelen, boomgaerden ende heerlicheyt van dien met die manschappen daertoe behorende; 2) een stuck lands daertoe behorende, geheten die Nesse ende daertoe die heerlycheyt van der Nyeuwerkerck metter bailjuschap en schoutambacht derselver heerlijkheid, met de nakoop van de verkochte en verstorven landen, met die zwaendrift van 16 paar oude zwanen, met de visserij boven en beneden de brugge, ende een watergang en 2 gesworen die men hiet heemraeden, die één binnen slands en die andere op de hooghen dyck, met een clerck die hij als heere van der Nyerkerck sal mogen setten ende versetten alst hem goetduncken zal; 3) ⅓ deel van de nageschreven percelen van Nyerkerck in die Giessen, te weten van den molen van den koornthiende, van den smalthienden, van den jaerlyksen marckttollen, van beesten, van der excijse, van t recht van den brugge, van jaerschote, van jaerlycxen thyns, van de helft van t pinte bier. Tot een onversterfelijk erfleen. Al t welck de vader van Jan van Wenae in zijn leven vercreech van Adriaen van Delff; 4) ⅔ van den nageschreven percelen in Nyerkerck, te weten van den molen, van de corentiende, van de smaltiende, van de jaerlycse marckttollen, van de beesten, van de excijse, van t recht van der brugge, van den jaerscote, van de jaarlijkse tyns ende van ½ van t pinte veer [bier ?], tot een onversterfelijk erfleen, die zijn vader Jans van Wenae in zijn leven verkreech van Floris Coelbrant

present: Ingelram de Jonge, Philips Say, Dirck van Boneem, Pieter Pluymion, Floris van Wyfvliet, Jacob Adriaensz