1520-07-12 |
R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Sticht fol 43
Jaartallenindex
Karel beleent Jan Evertsz na dode van zijn vader Evert Jansz met 4 morgen lands tot Bodegraven in t Burchbim [!] an die noortzijde van de Rijn, in een weer lants van 11 morgen gemengder vuere, belend boven: Jan van Vloeten, nu Albert Dircsz ter Goude, beneden: heer Gysbert van Vyanen en Jan Heyndricsz. Te houden tot een recht leen. Hulde doet voor hem Geerlof Jacobsz. Deze draagt het leen in presentie van heer Jacob Jacobsz, priester, oud oom van de voors. Jan Evertsz en als diens gemachtigde over tbv Willem Jansz, die er vervolgens "gemerckt dat de voors. Willem Jansz mede een jonge es beneden syn jaren", mede beleend wordt. Daar Willem Jansz onmondig is, doet zijn vader Jan Heindericsz de eed (vgl 1520-07-10)
leenmannen: heer Jan van Renesse van Wulven, ridder, Cornelis Barthouts, Simon van der Goude Jacobsz, Anthuenis Kievit