1526-03-29 |

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 155, 156v
Jaartallenindex

Karel oorkondt dat hij achtervolgende het octrooi verleend aan Lodewijk van Beloys van Treslongh Raesz ende zijn huisvrouw jvr Anna van Assendelft, om bij testament over hun goederen te mogen disponeren, beleend heeft Adriaen van Beloys van Treslonge, na dode en makinge van zijn vader, met: 1) 1/48e deel van de tienden van Vosmaer, daer die heer van Bergen of hout van ons die heerlijkheid, bij overgifte van Lodewyc van Teslong. Te houden tot een onversterfelijk erfleen; 2) ¼ deel van alsulke tienden als gelegen zijn in onsen lande van Schakerlo, ende geheten zijn den Dalemschen polre, dat Nyeuwelant daeran gelegen ende Heindrick Kempesoons houck, gelegen achter Claes Lancoelen, met syn toebehoren, daervan der ¼ deel of toebehoort Zegelyn van Alveringen. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Daar Adriaen onmondig is, doet Hubrecht Pietersz van Hoef de eed voor hem. Op 1529-12-30 doet Adriaen van Treslong zelf de eed. Volgt het extract uit het testament van Lodewijk: item mijn ander soon Adriaen zal hebben dat ¼ deel van de thienden in Schakerloo ende der Tholen en met dat 1/43e deel van de thiende in Oude Vossemaer, jaerlix wesende dat een jaer min, ende dat ander jaer meer, omtrent 42 R gld, waerof hij jaerlix uytreyken zal Aernt ende Hughe, zyn broeders, elcs 3 R gld ter losse den penning 16

Derrick van Assendelft, onderhoutvester van Holland, mr Huge van Assendelft, onse Raad in der Camer van den Rade, Cornelis Barthouts; 1529-12-30: mr Huijch van Assendelft, raad van Holland, Cornelis Barthouts