1535-09-10 |

R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Zeeland, Voorne fol 158v-162, 155v-158v
Jaartallenindex

Karel schrijft aan de stadhouder en mannen van leen dat hij ontvangen heeft die ootmoedige supplicatie van Jacobmine Jansdochter, inhoudende hoe dat bij aflyvigheid van wijlen haer vader Jan Zoete, o.a. goeden achtergelaten zijn zeeckere landen en thienden in Vosmaer in onsen lande van der Tholen, lenen van Holland en Zeeland, welke tienden en landen na zijn overlijden gedevolveert zijn aan haar zuster Margriete Jansdochter, en na Margriete's overlijden gedevolveert aan haar suppliante als leenvolgster van haar zuster. Hoewel belening haar was toegezegd, heeft de Proc. Gen. geweigerd hierin toe te stemmen, waarover proces ontstond voor het leenhof. Op 26 juni l.l. werd zij bij appoinctement gevorderd om cautie te stellen. Dit geschiedde, maar daarna werd belening opnieuw geweigerd, daar er intussen jaar en dag verstreken was. Onbekend met het leenrecht had haar procureur zich nu gewend tot de Grote Raad te Mechelen, zich excuserende "mits haer simpelheyt en regligentie als dat sij ter tyt als tselve haer versterfde", religieuse in zeker klooster was, waarvan zij door de paus gedispenseerd is, die haar oorloofde te trouwen, en in de goederen van haar ouders te delen. Zij verzoekt nu ontslag van het feit dat zij de lenen niet tijdig verheven heeft. De keizer vergeeft haar het gepleegde verzuim en eist dat zij beleend zal worden tegen betaling van de normale rechten; 1535-11-09: Jacomina geeft volmacht aan mr Florentius Zeeman, Franciscus de Geersbergen en Johannes Doubstu, om namens haar voor het leenhof in den Hage lenen te verheffen (1535-12-02)