1560-01-27 | Delft

G.A.H. Inv I no 1622, lade G/Arch H. Geest Haarlem
Jaartallenindex

Jan Claesz, schout in het ambacht van Lisse, oorkondt dat Joris Claesz Venhuysen, poorter van Delft, erkende schuldig te zijn aan Evert Brant de jonge te Dordrecht als man en voogd van Marytgen Claesdochter, 432 £ van 40 groten Vls per stuk, over den coop ende resten van ⅙ part van de huysinge ende erve genaempt dat Claverblat, gelegen an de Voirstraet tegens over die coornemarckt in de stede van Delft, daer hij comparant tegenwoordig in woont, door Marytgen voor ⅙ deel geerfd van haar vader ende moeder. Welcke voors. somme van 432£ de voors. Joris Claesz onderhouden zal op renten den penninck 16, volgens de coopcedulle daarvan zynde. Hij constitueert hiervoor een jaarlijkse rente van 27£. De comparant geeft als onderpand voor de betaling 3 morgen toegemaect veenlant gelegen in de Laege veenen in het voors. ambacht, genaempt de Koecamp, nu ter tyt belend zuidoost: Cornelis Dircsz Langevelt, zuidwest: het gasthuis te Haarlem, noordwest: de vaert, noordoost: Jan Willemsz Tromper. Verder stelt hij als borgen Adriaen Matheeusz en Pieter Adryaen Huygesz. Transfix bij 1561-04-24

tuygen en buren van Lisse: Jacop Maertsz, Willem Gerritsz