1560-1563 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 620
Jaartallenindex

(er zijn reeds sententies dd 1503-10-13, 1516-04-05, 1528-11-13) Jan Huygensz de Jonge contra Gysbrecht Coenraetsz, deurwaarder, en Margriete Willemsdochter, weduwe van Cornelis Vranckez, erfgenamen van Jan Joris van Namen. De echtgenoten Dierick en Katherina van Zyl [!] hadden 3 kinderen: Haze, Daniel en Cecilia. Haze was vóór haar ouders overleden. Zij had één zoon Jan Jorisz van Namen. Over de erfenis van Katharina en Dirck van Zijl waren tal van processen gevoerd, tot op 1560-05-20 het Hof van Holland uitspraak deed in een geschil tussen Margriete Willemsdochter, weduwe Cornelis Vranckenz, haar zoon Vranck Cornelisz en Jan Hen Claesz als man van Aechte Cornelisdochter, allen erfgenamen van Jan Joris van Namen, eisers, en Jan Oem van Wyngaarden als man van Katharina van Zyl, Jan Huygensz de oude, Jan Huygensz de jonge en Willem Huygensz, deze drie namens hun moeder Cornelia, Dirck Woutersz van Zijl, Frans Gerritsz als man van Machtelt Sebastiaensdochter, Alyt Woutersdochter, weduwe en boedelhoudster van Syvert Willemsz, namens haar onmondige kinderen en Cornelis Gerritsz als man van Cornelia Huygen Jacobsdochter, verweerders. Het Hof bepaalde dat verweerders de boedelinventaris met een aantal renten moesten aanvullen (bij weigering: gijzeling). Verweerders in appèl. De Grote Raad bepaalde 1562-10-24 dat de boedel van Katharina van Zyl met 305 schilden vermeerderd moest worden. Gijzeling zou voortduren. Op 1562-11-06 kreeg de deurwaarder Gysbrecht Coenraets, krachtens het vonnis dd 1562-10-24, opdracht om Jan Huygensz de jonge, wonende te Gouda, die namens verweerders was opgetreden, te sommeren zijn aandeel te betalen. Op 1562-11-24 tekende hij voor het gerecht te Gouda bezwaar aan tegen de voorgenomen executie. Hij wilde 1/16e deel betalen van 1/16e deel van de som die bij het vonnis aan Cecilia van Zyl en haar kinderen was toebedeeld, maar niet voor de lieden namens wie hij was opgetreden. Desondanks droeg deurwaarder Gysbrecht Coenraetsz het huis van Jan Huygensz de jonge te Gouda binnen, liet een koffer met zilverwerk openbreken en in het openbaar verkopen. Eiser was tijdens dit gebeuren op reis naar Mechelen om tegen de executie in beroep te gaan. Op 1563-02-05 verkreeg Jan Huygensz van de Grote Raad relief van appèl en op 1563-03-31 werden verweerders voor de Grote Raad gedaagd. Nadat verweerders van verdere executie hadden afgezien, werd wsch. alleen tegen de deurwaarder geprocedeerd, mede omdat hij een te hoog salaris uit het verkocht zilver had opgestreken