1561-1570 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 569
Jaartallenindex
Annetgen Pietersdochter, weduwe van Adriaen Willem Dircksz van Meerkerck, mede namens haar kinderen, wonende aan de Botersloot in het land van Arkel, contra Jan Woutersz die Cat, wonende aan de Baselbrug in het land van Arkel. Op 1556-01-03 verkochten Jan Woutersz die Cat en diens eerste vrouw Geertruid Harmansdochter, die als zijn curatrice optrand, aan Adriaen Willem Dircksz van Meerkerk 2 morgen land met een drieste [vogelkooi], gelegen in Kort-Nieuwland in het land van Arkel. De koopsom, 800 schilden, zou in 4 termijnen betaald worden. De eerste verviel 1556-05-01. Maar op 30 juni 1556 betaalde koper reeds 400 schilden, waavoor Jan een kwitantie gaf. Op 1557-05-24 verklaarden verkopers met de betaling tevreden te zijn. Later stelden zij echter dat de voor de 400 schilden in betaling gegeven goederen veel minder waard waren dan 400 schilden. Accoorden gesloten 1558-11-27 en 1559-10-13 en 1561-03-07. Tenslotte werd Adriaen echter toch voor het gerecht van Gorinchem gedaagd. Daar zijn vrouw inmiddels was overleden, trad hij nu mede namens zijn drie kinderen op. Op 1561-04-29 en 1561-06-23 gaf het gerecht aan Jan Woutersz de Cat 3 pandbrieven, nl resp voor 10 sch, ½ van 2 jaar rente van 12 schilden, verschenen op 1558-05-01 en 1559-05-01, beide tbv de kinderen, en voor één termijn van de rente van 12 schilden verschenen op 1560-05-01. Jan Woutersz ging over tot panding op het huis van Adriaen, die daartegen pandkering deed. Het gerecht verklaarde op 1561-11-05 dat deze pandkering terecht gedaan was. Veel geharrewar. Van een te zynen nadele gewezen vonnis ging Adriaan in appel bij de Grote Raad. Na zijn dood werd het proces door zijn weduwe voortgezet. Op 1562-05-21 werd Adriaen voor de Grote Raad gedaagd