1564-09-09 (1) |
Cartul Raamsdonk anno 1518 fol 24v/Cartul St Geerdenberg
Jaartallenindex
Michiel Pietersz, schout in den ambacht van Drimmelen, myns genad. heren des princen van Orangien, en heemraders aldaar oorkonden dat heer Erasmus de Vrome, prior van de Sartroysen buiten St Geerdenberg, voor hem en zijn convent met Cornelis Heijs als zijn gecoren voocht, ter eenre en Wouter Mathysz ter andere zijde. Zij oorkonden dat zij met elkander gemangelt hebben erve om erve, lant om lant, de een gelegen inden ambacht van Drimmelen ende de ander erve in den ambacht van Stanthasen. Wouter Mathysz geeft aan het convent ½ van een weer land gelegen in het ambacht van Drimmelen in Kyffhoeck, gemeen en onderdeeld met de erfgenamen van wijlen Adriaen Aertsz en dewelke deselve Adriaen Aertsz bij coop vercregen had van de erfgenamen van wijlen Merten Anthonisz die t selve weer lants met den voors. Wouter Mathys onverdeelt had, zuid: Domis Paijmans met zijn erve en nu van Montens erfgenamen, noord: de Chartroisen met ander erve, west: streckende ter halver vaert toe, oost: streckende gelyk die weeren an weerszyden. Ende hij gaf nog over den voors. convent ½ van een stuk land liggende onderdeelt als voren, noord: de erfgenamen van Henrick Montensz erve, dat zij vercregen hebben van Goyaert Anthonisz, zuid: dezelve Chartreusen, streckende ook ter halver vaart toe, oost: de weeren aen weersyden. Wouter Mathysz belooft vrijwaring en stelt dit land als onderpand (vgl 1518-07-17, 1534)