1582-12-12 | Bergen
R.A.H. Coll Aanw no 380
Jaartallenindex
schout en schepenen in Bergen in Kennemerland oorkonden dat Dierck Cornelisz Clerck, onse buerman, als voogd van de nagelaten kinderen van Anna Reyntgisdochter, bij name Allert Cornelisz, Katryn Cornelisdochter, Maytgen Cornelisdochter en Jan Cornelisz, bij consent van Jacob Allertsz en Jan Aelbertsz, als oemen en naeste vrinden van wijlen Anna Reyntgisdochter of Cornelis Allert Jans, transporteren aan Cornelis Nannincsz alias Cornelis Woutersz, poorter van Alckmaer, zekere ackeren binnen de ban van Bergen tot Sanegeest, groot 400 roeden, nu ter tijd belend oost: Reijncke pat, zuid: die gemene wech, west: die wech, Jan Jacobsz, noord: Pieter Ridders. Mitsgaders een acker geestland tot Sanegeest, groot 107 roeden, noord: Marytgen Jan Claesz wedu, zuidoost: Adriaen Diercxz snijder th, west: die Notwech. Dirck Cornelisz Clerck stelt zich borg en stelt tot onderpand een croft land gelegen binnen Bergen tot Wimmenum, groot omtrent 2 morgen, belend zuid: Joris Claesz, oost: Dirck Parridisz, noord: de weduwe van Jan Symonsz Ruichgen. (Op hetzelfde perkament geschreven twee akten van dezelfde datum van de schouten van Backum en van Egmond. Van de zegels is alleen het 3e van Geldolf van Herlaer bewaard)
Sebastiaen van Geertsbergen, schout in Bergen, Hilbrant Garbrantsz en ouwe Jan Claesz, schepenen aldaar. Bezegeld door de schout in presentie van mij secretaris van Bergen Corff [of Corss Cuper ?]