1539-05-07 |
Cartul Carth in Raamsdonk anno 1518 fol 42v
Jaartallenindex
Claes Petersz, richter in den ambacht van sGravenmoer en heemraders aldaar oorkonden dat myn heer de pater van Sartroysenklooster heer Jan Gaversz en die erfgenamen en huisvrouw van Jan Jacobsz met Pieter van Ypelaer die jonge een accoord van ener scheydinge ende deylinge gedaen van zekere moeren die de voors. personen ongedeijlt tesamen hadden, te weten 140 roeyen ..... gemeten van der zuidzijde van die moeder Rouwert Jansz van Gorcum, beginnende van Roel Dircsz moeren westwaert, streckende opwaert tot die hoef van Hoekelem toe. Welke loetinge zyn bedeijlt in dwers loeten, te weten Pieter Ypelaer die jonghe zal hebben voor zijn deel 34 roeden, Jan Jacobsz erfgenamen en zijn huisvrouw 52½ roeden, en de Sartroysen 52½ roeden. Ende die loetinge blyft aen die hoef van Hoekelem, ende Jan Jacobsz erfgenamen daeraen gelegen westwaert en Pieter van Ypelaer met zijn gedeelte gelegen neffen Roel Dirksz moeren
Jacop Adriaensz, Robbrechtsz Claes Adriaensz, Thonis Jansz, Wouter Gheritsz, Willem Jansz en Adriaen Jorisz, heemraders; in presentie van: Claes Pietersz, schout voors, Jacob Adriaensz, Gheryt Laurensz van Hout, gesworen lantmeter, Jasper Geryt Laurensz, Meeus Pauwelsz, rentmeester van het Carthuizer klooster