1541-1566 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 580
Jaartallenindex

de erfgenamen van Catherina Jansdochter, weduwe Dirck Michielsz, contra Anna Rutgersdochter, weduwe Joost Gerritsz coerncoper. Anna Rutgersdochter daagde Catharina Jansdochter voor het gerecht van Delft en eiste levering van 4 morgen land te Hoogeveen [of Nieuwveen, nu onder Nootdorp] in het Langhe lant, die haar man in 1539 van Catharina had gekocht. Bij gebreke van levering eist zij 300 gld als schadevergoeding. Catharina antwoordde dat zij niet het land had verkocht, maar slechts de actie die zij daarop had. Mr. Jan van Uuijtrecht die land had dat gemeen lag met dat van haar, beweerde nl recht van voorcoop te hebben. Toen Catharina voor het gerecht van Nootdorp aan Anna Rutgersdochter wilde leveren, diende mr Jan een eis tot naasting in, die hem op 1540-01-20 werd toegewezen door het gerecht. Catharina ging hierop in appel bij het Hof van Holland. Bij het gerecht van Delft bood Catherina aan het land te leveren zoals Joost Gerritsz het gekocht had, dus met de querle van mr Jan van Utrecht, of te leveren na het einde van het proces tussen haar en mr Jan, of de koopovereenkomst te ontbinden. Schepenen van Delft beslisten op 1542-12-23 dat Catharina met dit aanbod kon volstaan. Later sloot Catharina met de erfgenamen van de inmiddels overleden Jan van Utrecht, waarbij deze het land kregen voor een jaarlijkse rente. Toen Anna dit hoorde, daagde zij Catharina voor het gerecht van Delft over levering van de grond. Zij werd door schepenen niet ontvankelijk verklaard (1556-02-15) en ging in appel bij het Hof. Op 1564-04-29 besliste het Hof ten gunste van verweerster. Intussen was Catharina overleden. Haar erfgenamen gingen in appel bij de Grote Raad (vgl 1523-02-06, 1539-12-03, 1542-05-31, 1544-05-31, 1555-01-14, 1555-08-15, 1560-03-02, 1564-08-26)