1542-1547 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 442
Jaartallenindex

Abel van Colster Florisz contra het klooster Eemsteyn bij Dordrecht. Abel zegt dat hij een rente heeft op een stuk land te Uitwyk in het land van Altena, toebehorend aan genoemd klooster, welke rente sedert 1532 niet meer betaald was. Dit stuk land genaamd "de Bruijneman" was verdeeld in twee delen, resp. 11 en 9 hont groot. Deze delen werden gescheiden door een greppel. Vroeger hadden ze één gheel gevormd. Vroeger was het land eigendom van Jan van Oudhuesden die het voor 6 jaar verhuurd had aan Tyelman Jacobsz, onder beding dat deze de rente zou betalen. Later werd het land eigendom van mr Aert van der Goes, advocaat bij de Grote Raad te Mechelen, die het huurcontract met Tyelman Jacobsz hernieuwde, zonder dat deze evenwel bereid was de rente te blijven betalen. Toen Abel te Uitwijk een "aenvanck" op [!] beide stukken instelde, ontstond er een proces voor rechter en heemraden van Uitwijck, die Abel in het gelijk stelden, als hij zijn recht onder ede bevestigde. Het klooster ging in beroep bij het Hof. Zij beriepen zich op prescriptie daar gedurende meer dan 30 jaar de rente niet betaald was. Bovendien had Abel zich vergist, omdat de akte waarop hij zich beroept melding maakt van 11 hont land, terwijl het klooster alleen een stuk land heeft dat 9 hont groot is. Het Hof stelde 1547-03-14 het klooster in het gelijk, waarop Abel in beroep ging bij de Grote Raad (vgl 1473-08-01)