1553-07-25 |

R.A.H. Coll Aanw 466 fol 56-61v/Leenregister Brederode fol 39v
Jaartallenindex

Franciscus Nicolai de Delft, secretarius opidi Amstelredamensis etc, instrumenteert het testament van Frederic Jeroensz, poorter van Amsterdam, waarbij hij Joost, mr Pieter, Henrick, Elisabeth en Catharine, zijn 3 zoons en 2 dochters, tot zijn erfgenamen institueert. De erflater is borg voor Joost, voor zekere jaarlixe losrenten van 110 gld sjaars, waarvan hij niet bevrijd is, ja zelfs de renten sedert enige jaren heeft moeten betalen. Joost zal derhalve eerst zijn broeders en zusters hiervan moeten bevrijden. De 1000 Kar gld die hij aan Joost ten huwelijk gegeven heeft, en al hetgene hij nog verder voor Joost betaald heeft, zal deze moeten inbrengen. Het leen door hem gehouden van de heer van Brederode, nl de Vrye Nesse, groot 40 morgen, bij Bodegraven, verdeelt hij in drien tussen Joost, mr Pieter en Henrick. In recompensatie hiervoor ontvangen de dochters 800 Kar gld. Mr Pieter wordt vrijgesteld van elke inbreng. De schulden die hij na Jeroen Gerijtsz zijn vaders dood geind heeft, komen ook toe aan Jan Jeroens zijn broeder en Hillegond Gerijts syns broeders dochter, Aan Katherine Jan Jeroenszdochter vermaakt hij 150 Kar gld, waarvoor een lijfrente te kopen waaraan haar vader zijn lijftocht heeft. Aan de kinderen van Hillegond voors. ook 150 gld ter cause als boven. Hillegond [niet haar man Jacob] behoudt haar lijftocht hieraan. Aan de arme Huiszittens van Edam bespreekt hij 50 Kar gld. Aldus gedaen ten huize van mij notaris publicq gestaen in de Bagynesteeg te Aemstelredam, in presentie van Jan van Glasen en Henrick Haeck, poorters van Amsterdam als getuigen (vgl 1548-08-30, 1663-10-06)