1558-11-26 |
R.A.H. Coll Aanw 261 fol 241v-245/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
Jacob Gramaije, Gerrit Gramaije, oud oomen, Thomas Jongelinck, Pieter Jongelinck, Claes Jongelinck, gerechte omen van moederszijde van jvr Elisabeth van den Werve, enige dochter van wijlen Jan van den Werve alias Ruychrock en bij hem geprocreert bij jvr Catherijn Jongelincks, haar moeder, des suppliants suster ende nichte. Zij berichten dat de minderjarige jvr Elisabeth door het Hof uitbesteed is bij wijlen Jan van Donselaer, haar curator, die haar bij zijn moeder onderbracht, waar zij nu nog is. Toen haar grootvader, nu wijlen heer Jan Ruychrock gestorven was, werd zijn weduwe vrouwe Maria van Sombeecke gelyftocht aan al zijn goederen. Zij had deze goederen tot haar overlijden gebruikt, terwijl Jan van den Werve, de oudste zoon van heer Jan, tot zijn huwelijk alleen maar een pensie van 200 gld tot zijn alimentie verkreeg. Zijn moeder liet hem voor schepenen van Antwerpen beloven dat hij niets zou ondernemen tegen het testament van zijn vader. Anno 1546 overleed Jan, waarna zijn leengoederen en die van zijn vader heer Jan, kwamen op Elisabeth, dochter van Jan. Zij werden in 1546 tbv Elisabeth verheven door Jan van Donselaer. Marie behield haar lijftocht. Jan van Donselaer had namens het weeskind moeten beloven dat deze in de allodiale goederen niet zou komen, voordat de 5 kinderen van vrouwe Maria daaruit gerecompenseert zouden wesen, tegen een zekere rente van 10£ sjaars. Vrouwe Maria was nu overleden, een boedel nalatende belast met veel schulden. Om de belangen van het weeskind te behartigen, verzoeken zij het Hof om Pieter Jongelinck, in den Hage, oom van Elisabeth, met de curatele te belasten. Daar de verwanten van vaderszijde zich hiertegen verzetten, belast het Hof mr Reynier Moms, advocaat voor het Hof, met de voogdij. Eodem dato wordt Nicolaas van der Duyn op verzoek van de joncheren Willem Ruychrock en Charles van Oisij belast met de voogdij over de onmondige Janneke van Alemeras, mede erfgename van haar grootouders heer Jan Ruygrok en Maria van Sombeecke