1516-10-31 |

A.R.A. 490 no 118/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

Jan van Leuwen en Heynrick Ghijsbrechtszoon, impetranten in cas van reformatie, contra Claes Gaeff ende Geryt die oude als voogden van Jan Cornelisz, verweerders. De voors. impetranten allegerende dat wijlen Cornelis Paedze in huwelick vergadert is geweest in den jare 1510 met eenen Liedewij Jansdochter, woenachtich binnen der stede van Amsterdam, aen welck huwelick die voors. Liedewy onder andere goede gebrocht heeft, zekere huysinge ende erve staende binnen de voors. stede in de Warmoesstraet, onder conditie dat die voors. Jan Cornelisz, voorzoon van Liedewy, vuyt alle die voirs goeden hebben soude 150 Rynse guldens eens ter cause van zijns vaders erve, welke 350 R gl d hem bewezen waren op het voors. huis en erve dat Cornelis en Liedewy bezaten als hun eigen goed tot 1511-11-13. En dat de voirs. Cornelis in Pinxtermarct 1511 van den voirs Jan van Lewuen gecoft zekere hoeveelheid laken voor de som van 300 gouden Rg, te betalen in het jaar 1511, en dat hij op dezelfde tijd ook van Heynrick Ghijsbrechtszoon laken gekocht heeft voor 139½ R gld. Dat Cornelis Paedze toen overleden is in 1512, en dat Liedewy voor de baar is uitgegaan. De voors. eischers hebben toen pandinge verzocht en het gerecht van Amsterdam aan hetgeen het huis meer waard was dan de 350 R gld, toekomende aan Jan Cornelisz, waartegen gedaagden opposeerden. Eischers voelen zich nu door het vonnis van het gerecht van Amsterdam bezwaard. Het Hof oordeelt het vonnis van het gerecht van Amsterdam wel gewezen, en veroordeelt impetranten in de kosten