1517-12-11 |
R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 32v
Jaartallenindex
gesien bij der luyden van der reeckening in den Hage de requeste overgegeven bij Jan Soete (opschrift: Jan Willemsz Soete), inhoudende hoe dat hier voortyts bij kerckgeboden uit kracht v. e. executie, bevolen door de Groote Raad te Mechelen, opgeveijlt sijn om te verkoopen: 1) ¾ van 1/12 deel van de heerlijkheid van Vosmaer, liggende gemeen en onverdeelt met den heere van Bergen, Pieter Ydo, Willem van Schengen e.a. Dat hij suppliant door de Groote Raad gedecreteerd is geweest de voors. goeden hem toe te behoren. Dat hij vervolgens den griffier gevraagd had wat hij nu verder doen moest. Dat de griffier antwoordde dat hij zich met een deurwaarder ordinaris zich in bezit moest stellen van hetzelve goed, hetgeen hij vervolgens gedaan heeft. Daarna rees "turbe" bij de voors. heer van Bergen c.s. waaruit een proces ontstond voor de Groote Raad, dat nu nog hangt. Dat nu het placaat gecomen is op de aanbreng van de lenen. Dat hij nu bevindt dat zijn goederen zijn lenen van de coninck. Dat hij niet geweten had dat hij belening had moeten vragen doch dit alsnog gedaan heeft. De registermeester maakte echter zwarigheid en verwees hem naar de rekenkamer. De rekenkamer aanvaardt zijn verweer en adviseert om suppliant te belenen met ¾ deel van 1/12 deel in de heerlijkheid van Vosmaer, mitsgaders ook van 1½ zesde deel min een half vierendeel der thienden in denselven lande van Vossemaer. Tegen betaling van het gepleegde verzuim van een dubbel heergewade en recht (vgl 1518-05-27)
get. J. de Jonge