1503-09-22 |
R.A.H. Coll Aanw no 364
Jaartallenindex
Henric Gerritsz van Voshol (zegel: een springend dier) en Pieter Pietersz, schout van Outdorp, certificeren voor de gerechte waarheid dat zij er bij geweest zijn op 1503-07-26, daer Jan Gerytsz, wijlen schout van Koedyck, nyet droncken wesende, veylde Jan Gerytsz nu ter tyt bailiu van der Nyenburch op lyfrenten op syn lyf ⅓ deel onderdeelt van een stuck lants geheten "die Malen", mit haar toebehoren, vry lant gelegen inde ban van Bergen in die Reker, ende leijt gemeen met Gheryt Pietersz ende Jacob Pietersz huysvrou of zoon. Ende Jan Gherytsz, wijlen scout voirs, loefde dat lant up lyfrenten op syn lyff, ende Jan Gherytsz bailiu voirs bode, ende als sij dus te love ende te bode waren ende wel na eens waren, soo hebben wij Henric Gherytsz en Pieter Pietersz voirs. hier twysken gesproken om die coop te maecken, ende hebben die zaak aling en al in die hant genomen van beijde pertyen, daer sij an beyden siden wel mede te vreden waren. Ende Jan Gerytsz, bailliu voors gaf Jan Gherytsz wijlen scout van Koedyk een Gods penninck op t seggen dat wij seggen voirs uytspreecken zouden. Jan Gerytsz de baljuw zou aan Jan Gerytsz wijlen scout, zijn leven lang uitreiken voor dit ⅓ deel van de voors. Malen een jaarlijkse lijfrente van 16£. Zo waren beide partijen tevreden (vgl 1504-03-03, 1488-07-03)