1508-10-15 |
Kroniek Hist Gen jg 1846 p 265-270/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex
de bisschop van Utrecht verzoekt aan Willem Turck of bij diens afwezigheid degene die het bevel voert, alle gewelddadigheden uit den huize Nyenrode, door deszelfs knechten dagelijks bedreven, te staken. De bisschop zent een afschrift van deze brief aan de Staten van Utrecht. Op 16 Oct antwoordt Willem van Ysselsteijn, bastaard, in afwezigheid van Willem Turck, dat hij alles ontkent. Hij berigt dat er bij de geburen slechts eenige benoodigde slapingen en bedden zijn genoemen, met het voornemen dezelve na het einde der vete terug te geven of te betalen. Op 17 Oct schrijft Willem van Ysselsteyn aan de Staten van Utrecht hetzelfde en dat het verhaal dier rooverijen zeer vergroot is. Op 19 Oct zendt de bisschop aan de Staten van Utrecht het antwoord van Willem van Ysselsteyn. Op 22 Oct vraagt de bisschop het gevoelen van de Staten van Utrecht in zake de toegebrachte schade uit het huis te Nyenrode. Op 28 Nov. antwoordt de bisschop op het bericht van de Staten van Utrecht, waarin zij melden dat de bezetting van het huis Nyenrode den stroom der Vecht heeft afgepaald, dat hij reeds deswege aan Willem Turck en daar deze afwezig is, aan Willem van Yselsteyn heeft geschreven en antwoord wachtende is. Op 29 Nov antwoordt Willem van Ysselstein, bastaard, den bisschop, dat de afpaling van de Vechtstroom alleen is geschied om de Gelderschen bij nacht het vervoeren van levensmiddelen te beletten, zijnde zij op een avond met proviandschuiten met bestemming Weesp, aangekomen ,t welk men op deze wijze meende te moeten beletten, omdat wij ons Heeren, die ons versolden en wij dienen, recht willen dienen. Hij verklaart den boom op verzoek deswege te willen doeafwerpen. Op 3 Dec. geeft de bisschop kennis van het vorenstaande antwoord aan de Staten, waarbij hij tevens zegt bevel te hebben gegeven tot het uittrekken van de palen in de Vechtstroom