1510-12-17 |
R.A.H. Coll Aanw 113 Caput N.H. fol 84v
Jaartallenindex
Max. en Karel belenen Adriaen van der Boeckhorst Florisz na dode van zijn vader Floris van der Bouchorst met: 1) die hofstede en woninge te Haesbroeck met allen den landen daer gelegen, ende tusschen den Ruigenbroeck en Willem Machteldenz land en tussen der Wateringe ende der Clingen, tot een erfleen. Binnen aftersusterskind niet te versterven. Te verheergewaden met een rode sperwer; 2) een huys en woninge binnen onsen dorpe van Noortich, tot een onversterfelijk erfleen; 3) 4 morgen in het ambacht van Noirtich, west: Pieter Craij en Willem Henricsz, streckende aen die Hofwateringe, zuid: mr Willem Mandemaker en dat klooster v.d. Lee, noord: Willem Dircsz en Wynout Dircsz, met een uytwech over die wateringe z.w. 5 voeten breed langs die watering, duer Bertelmeus Boudynsz croft. Tot een erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer; 4) 6 morgen land in het ambacht van Noortich, belend noord: Splinter Jansz van Rossem, zuid: Crayenlaen, streckende met den eynde tot den duyndam. Tot een erfleen; 5) een stuk land tot Langevelt in den ambacht van Noortich, welk landt streckende met den westeynde tot aen den veengors voorommegaende N.O. waert tot aen den broeck aen den Hout alsoo verre als Allaertskampe strecket. Ende van Allartskampe noortwaert tot aen den geest bij der capelle tot Langevelt, ende die geest langhes tot aan onsen duynen, ende alsoo voort langes onse duyn tot den veengors toe, met den clingen, bergen, doirn en conynen in denselven land wesende. Tot een onversterfelijk erfleen. Heergewade een rode sperwer of 1£. Daar Adriaen onmondig is, doet zijn oom Dierck v.d. Boeckhorst de eed. In margine: 1527-03-18 (1526) doet Adriaen zelf de eed
present: Joost van Brederode, Jacob van Matenesse, Pieter Plumion, Adriaen de Milde, Jorden van Raemsdonck, Lodewyk Bruueel, Joris Timmer, Reyner Willemsz