1494-12-29 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Arkel, Putten fol 35
Jaartallenindex
Max. en Philips belenen Boudin Hert Boudinsz, na dode van onze lieve getrouwe Raad, heer Gerrit van Abbenbroec, ridder, syns broeders, met: 1) ⅛ deel van Abbenbroeck met alle goeden, rechten ende heerlijkheden daertoe behorende, zoals heer Gerrit voors. en jvr Catharina Gheryt Jansdochter, hun beider moeder, die te houden plagen, 2) ⅛ deel van Abbenbroeck, met allen goeden, rechten en heerlijkheid, gelyk heer Gheryt voiirs dat in zijn leven verkreeg by overgifte van Joost van der Hoeve, tot een onversterfelijk erfleen, 3) de ambachtsheerlijkheid van wylen Boudin Hert zijn vaders landekyn geheten 's Gravenambacht en van alle aenwassen, slyken, rietbroeken, die daer buyten aen t voors. landekin te eniger tyt aencomen en aenwassen sullen mogen, noordwest: die Hijde, noordoost: dat staeldiep of Claes die Mansgat, zuid: dat wingat, zuidwest: die gront van der heerlijkheid van Rooden, ende al tot in den diepe van den laechsten water toe, met al den ambachte ende ambachtsgevolge, en met alle alsulke visseryen, vogelryen ende zwaendriften die binnen der voors. bepalinge nu zijn of naemaels gebueren, off gevallen zullen mogen ende van den drogen dycken ende Careveltsche dyck, mitsgaders oock mede alle die thienden die vallen zullen mogen van t gunt binnen de voors. bepalinge noch sal mogen bedyckt werden, al tesamen in onsen lande van Portugael onder onse heerlijkheid van Putte gelegen, bij den voors. heer Gheryt bij zijn leven uyt zynen eyghenen goede ons opgedragen. Te houden, leen van Putten, tot een goed onversterfelijk erfleen. Te verheergewaden met een stoop Rynwijn. Behouden ons en onser heerlijkheid van Putten den erfpacht daaraf; 1496-07-26: zijn zoon Boudyn Hert beleend
present: Willem van der Goes, auditeur v.d. Rek, Dirck van Boneem, Jacob Adriaensz