1464-03-27 (1463) | Muijlkerk
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 87/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
dit is alzulke utspraeck ende seggen als wij mr Jan van Leckerkerck, persoen der kercke van Breda, ende her Jan Aelbrechtsz, Canonick en deken ter groter kerck binnen Dordrecht van der Carthusers wegen by St Geertrudenbergen, daer to van denselven Carthusers op tie een zyde, ende Hughe Willemsz en Arnt Henrixz van Henric Diricxzoen wegen, bi denselven Henric daertoe gecoren, op die ander zyde, eendrachtelyk utghesproken hebbe opt gescille tussen beyden syden voirs. utstaende voir den scout en heemraders van Muylkerke mits overgeven en submissie van beyden syden voorn. an ons vier segsluden, ruerende van den 8 morgen 3⅓ hond lants gelegen tot Muelkerke, nae uytwysinge der Carthuseren brieve in den Beerntsche hoeve, belend ten zuiden: daer Jan van Wyfliet Diericxz an gearvet was, noord: Henric van Drongelen. Ende noch van 5 morgen en een hont lants aldaer, namaals al te samen ghenoemt ende gheheten Willem Arntsz hove, streckende thant [!] zoe ons angebracht is desen landen tesamen van der halver Dussen totten lande van Althenae toe. De uitspraak luidt dat het convent al hun rechten op al dit land zullen opdragen aan Henric Diricxz. Het convent zal echter behouden alle inkomsten die zij tot op desen dag van dit land gehad hebben. Henrick zal niets over de verlopen jaren behoeven bij te betalen. Zegslieden eisen dat Henrick te hunnen genoege zal moeten bewijzen 42 cronen op [!] 1 Eng. nobel erfpachts die de Carthuizers jaerlycs plegen te hebben. Indien Henrick bewyst dat het geschied is, zullen de Carthuizers 4 morgen uit dit land mogen uitzoeken en in rente behouden tegen 1 Eng nobel. Dit zeggen te houden op straffe van een boete. Gezegd in den clooster voirs. De vier zegsluiden bezegelen de akte. Gegeven 27 Mrt 1463 na den schryven s Hoofs van Ludick
in presentie van Jacob van Dobben, Arnt van der Dussen bastaert, Jan van Wyfvliet