1466-10-02 | Alkmaar
R.A.H. Coll Aanw 103 Caput Kennemerland fol 42, 42v/Reg Et Finis fol 22v, 23
Jaartallenindex
hertog Philips oorkondt dat Jan Jacobsz hem te kennen gegeven heeft dat hij ten erfleen houdt een huys en erf met toebehooren staande onser stede van Alcmaer alre naest den gasthuys aldaer aen die westzijde, t welk soo oudt ende vervallen is dattet noot is grooten coste daeraen te legghen om te repareren, ende in rake en dake te onderhouden stadelyck, dat hij qualyck doen mach nae synen state ende rijcheyt, zeggende dat het voors huys aan huur pleecht te gelden 11 Rynsche gulden sjaers. Hij verzoekt het nu ten eigen, waarvoor hij opdraagt van zijn eigen goed een stuk lands gelegen binnen de vrijheid van Alkmaar ende is genoemt die steenplaetse, ende dat jaerlixe gelt 9 Rynsche gld. De hertog geeft hem den eigendom van het eerstgenoemde leen en beleent hem met het stuk lands geheten de Steenplaetse binnen de vrijheid van Alkmaar, groot 3½ coeweyde, en hebben belent aan de O.z de jonge Begynen an de Z.z, Wouter van Rollant aen die W.z die memory tot Alcmaer, ende aen die N.z Jacob Pietersz. Tot een erfleen, te verheergewaden met een coppel vette capoenen